ECLI:NL:RBZWB:2025:2458

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
C/02/433295 / JE RK 25-533 en C/02/433307 JE RK 25-537
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleegzorgvoorziening na afwijzing van een spoedverzoek

Op 28 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleegzorgvoorziening toegewezen. Dit volgde op een eerder spoedverzoek dat was afgewezen. De ouders van [minderjarige] zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet in staat gebleken om in de opvoeding van [minderjarige] te voorzien. De moeder heeft zich niet aan afspraken gehouden en is positief getest op drugsgebruik, terwijl de vader aangeeft dat hij zijn eigen zaken eerst moet regelen voordat hij voor [minderjarige] kan zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen andere mogelijkheid is dan de plaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin, gezien de onveilige situatie bij de ouders en de grootouders. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/433295 / JE RK 25-533 (
spoed)
C/02/433307 / JE RK 25-537 (
regulier)
Datum uitspraak: 28 maart 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2025 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. van Asselt te Roosendaal,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. van Vliet te Breda.

1.Het nadere procesverloop

1.1.
Het nadere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 23 maart 2025 en alle daarin genoemde stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 28 maart 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de advocaat van moeder, mr. Van Asselt;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. Van Vliet;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • een vertegenwoordiger van de Raad.
De kinderrechter heeft, met instemming van aanwezigen, bijzondere toegang verleend aan een begeleidster van de vader vanuit [organisatie] , mevrouw [naam] .
1.3.
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de moeder, zonder kennisgeving vooraf, niet bij de mondelinge behandeling verschenen.
1.4.
Gelet op de nauwe samenhang tussen het onderhavige verzoek van de GI en het verzoek met zaaknummer C/02/433231 / JE RK 25-520 zijn deze verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gezamenlijk behandeld. In voormelde zaak is bij afzonderlijke beschikking van 28 maart 2025 beslist.

2.De feiten

2.1.
Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare informatie kan afleiden, zijn de ouders gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
2.2.
Bij beschikking van 13 februari 2025, opgevolgd door de beschikking van 26 februari 2025, heeft de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 13 mei 2025. Daarnaast heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op een andere verblijfplaats, te weten een ziekenhuis, tot 13 mei 2025.
2.3.
[minderjarige] verbleef na zijn ontslag uit het ziekenhuis met de moeder bij de opa en (stief)oma moederszijde (hierna te noemen: opa en oma).
2.4.
De kinderrechter heeft bij voormelde beschikking van 23 maart 2025 een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) met ingang van 23 maart 2025 tot 6 april 2025. De kinderrechter heeft het resterende deel van het spoedverzoek, alsmede het (aansluitende) verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing, aangehouden tot de mondelinge behandeling van 28 maart 2025.

3.De (resterende) verzoeken

C/02/433295 / JE RK 25-533 (spoedmachtiging uithuisplaatsing)
3.1.
Ter beoordeling ligt voor het resterende verzoek van de GI om een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) voor de resterende duur van twee weken.
C/02/433307 / JE RK 25-537 (machtiging uithuisplaatsing)
3.2.
Ter beoordeling ligt daarnaast voor het reguliere verzoek van de GI om, aansluitend op de spoedmachtiging, een machtiging te verlenen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 13 mei 2025.
3.3.
De GI verzoekt de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI, samengevat, aangevoerd dat [minderjarige] na zijn ontslag uit het ziekenhuis bij de opa en oma verbleven. De afspraak was dat de ouders de opvoedtaken op zich zouden nemen en dat de opa en oma aanwezig zouden zijn in het kader van het vier-ogenprincipe. Dit was een tijdelijke oplossing totdat er plek was voor de moeder en [minderjarige] bij [verslavingszorg ] . Al snel bleek dat de moeder zich niet aan de voorwaarden hield. Zij was positief getest op drugsgebruik, hield zich niet aan de afspraken, had vaak ruzie met de vader en bleef veelvuldig periodes weg. De opa en oma hebben toen aangegeven dat de moeder, zonder begeleiding vanuit [organisatie] of de jeugdbeschermer, niet meer welkom was bij hen thuis. Op dat moment heeft de GI besloten in te zetten op de mogelijkheden van de vader. De vader had aangegeven voor [minderjarige] te willen zorgen en de GI heeft de mogelijkheden voor een vader-kind opname bij Sterk Huis onderzocht. Hoewel de vader de opvoedtaken goed uitvoerde, gaf hij aan dat de opvoedtaken hem te zwaar vielen. De vader wil eerst zijn eigen zaken, waaronder een open strafzaak, afronden voordat hij volledig voor [minderjarige] kan zorgen. Op dat moment is met de vader en de opa en oma afgesproken dat de vader nog even de opvoedtaken op zich zou nemen terwijl de GI op zoek zou gaan naar een pleeggezin. Desondanks is het kort daarna geëscaleerd bij de opa en oma thuis. De opa en oma gaven aan dat de vader zich niet aan de afspraken hield en dat zij een meningsverschil hadden gehad. De opa en oma voelden zich bedreigd door de vader waardoor de vader niet meer welkom was bij hen thuis. Gelet op het voorgaande heeft de GI een spoedverzoek tot uithuisplaatsing ingediend omdat er geen gezaghebbende ouder meer bij [minderjarige] aanwezig was om de zorg op zich te nemen. De opa en oma hebben al eerder aangegeven dat zij niet in staat zijn de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. Daarom acht de GI de plaatsing van [minderjarige] binnen een pleeggezin noodzakelijk.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI aangevoerd dat [minderjarige] nu in een crisispleeggezin verblijft, maar spoedig wordt overgeplaatst naar een pleeggezin in [plaats] . Daarnaast volgt [minderjarige] een traject voor vroeggeboren kindjes in het ziekenhuis. In dat kader volgt volgende week een 24-uurs opname. Er is veel geprobeerd om [minderjarige] bij (een van) de ouders te laten verblijven, maar dat is niet gelukt. De GI blijft zich inzette om te onderzoeken wat de mogelijkheden van de ouders zijn. [verslavingszorg ] heeft de GI vernomen dat de moeder daar nog terecht kan om te detoxen voor een periode van vier weken. Als dit de moeder lukt, kan er eventueel uitgebreid worden naar een moeder-kind opname. De GI kijkt ook nog steeds naar de vader en wat op termijn de mogelijkheden zijn voor een vader-kind opname. De GI wil de mogelijkheden zorgvuldig afwegen, zodat [minderjarige] niet weer een negatieve ervaring meemaakt.

5.De standpunten van belanghebbenden

5.1.
De advocaat van de moeder heeft, samengevat, aangevoerd dat uit het verzoekschrift blijkt dat de moeder het eens is met het verzoek. Desondanks heeft hij nauwelijks contact met de moeder kunnen krijgen en kan hij daarom geen standpunt namens haar innemen. De advocaat was niet op de hoogte van de mogelijkheid voor de moeder om alsnog bij [verslavingszorg ] opgenomen te worden, met dien verstande dat zij eerst, zonder [minderjarige] , dient te ontwennen. Hij gaat zijn best doen om de moeder te motiveren dit traject aan de gaan zodat zij op termijn weer voor [minderjarige] kan zorgen.
5.2.
De advocaat van de vader heeft, samengevat, aangevoerd dat er geen feiten zijn die maken dat de spoedbeslissing herroepen dient te worden. De advocaat verzoekt de overige twee weken van het spoedverzoek af te wijzen indien er wordt beslist op het reguliere verzoek. De a vader verzet zich niet tegen het reguliere verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] . Aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. De vader geeft aan dat hij de opa en oma dankbaar is en hen nimmer heeft bedreigd. Hoewel hij het jammer vindt dat het zo is gelopen, begrijpt hij ook dat de situatie bij de opa en oma tijdig was. De vader heeft de opvoedtaken goed uitgevoerd. Desondanks werden de opvoedtaken hem te zwaar omdat hij op dit moment veel aan zijn hoofd heeft. Hij wil de zorg voor [minderjarige] volledig op zich nemen, maar moet daarvoor eerst zijn eigen zaken, waaronder zijn strafrechtelijk verleden, afronden. De strafzaak staat binnen nu en twee weken op zitting. Indien de vader niet in detentie hoeft, wil hij graag meewerken aan een vader-kind traject.
Indien de machtiging tot uithuisplaatsing wordt toegewezen, is van belang dat de komende periode wordt gekeken of er plek is bij [verslavingszorg ] voor de moeder én [minderjarige] . Indien de kans van slagen van het individuele traject van de moeder niet hoog wordt ingeschat, moet er direct worden ingezet op een traject voor de vader en [minderjarige] nu zijn situatie stabieler is dan die van de moeder. De vader wil alles doen voor [minderjarige] en staat open voor iedere vorm van hulpverlening.

6.Het advies van de Raad

6.1.
De Raad ondersteunt de verzoeken van de GI. Het baart de Raad zorgen dat de afgelopen maanden zeer turbulent zijn geweest. Er is sprake geweest van een onvoorspelbare zwangerschap met conflicten en middelengebruik. Vervolgens heeft [minderjarige] in het ziekenhuis verbleven, bij de opa en oma, in een crisispleeggezin en op korte termijn in een regulier pleeggezin. De Raad acht het cruciaal dat de volgende verblijfplaats van [minderjarige] , bij een van de ouders, stabiel is zodat [minderjarige] niet weer een verlieservaring meemaakt. De komende maanden dient de GI zorgvuldig te onderzoeken wat de mogelijkheden van de ouders zijn. Vervolgens moet er ingezet worden op een opvoedomgeving waarin [minderjarige] stabiliteit ervaart en veilig kan opgroeien. Daarbij vraagt de Raad zich af of de moeder diegene is die deze kans geboden moet worden. De Raad acht de kans dat het traject van de moeder gaat slagen nihil en geeft daarom de GI mee dat zij ook volledig in kunnen zetten op de mogelijkheden van de vader om in de opvoeding van [minderjarige] te voorzien wanneer hij zijn eigen zaken heeft afgerond.

7.De (nadere) beoordeling

C/02/433295 / JE RK 25-533 (spoedmachtiging uithuisplaatsing)
7.1
Bij voormelde beschikking van 23 maart 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend tot 6 april 2025, zonder belanghebbenden daaraan voorafgaan te hebben gehoord. De advocaat van de moeder, de vader en zijn advocaat en de GI zijn thans door de kinderrechter gehoord. Uit de ingediende stukken en hetgeen bij de mondelinge behandeling is besproken, zijn de kinderrechter geen nieuwe feiten en/of omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een ander oordeel dan reeds is verwoord in de voornoemde beschikking. Nu de kinderrechter zal beslissen op het reguliere verzoek, zal zij het resterende deel van het verzoek om een spoedmachtiging te verlenen, afwijzen.
C/02/433307 / JE RK 25-537 (machtiging uithuisplaatsing)
7.2
Op grond van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
7.3
Uit de ingediende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt naar het oordeel van de kinderrechter dat er nog steeds forse zorgen zijn om de opvoedsituatie van [minderjarige] . Bij beschikking van 26 februari 2025 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een ziekenhuis verleend. Destijds is benadrukt dat de afgelopen periode gebruikt moest worden om te onderzoeken wat [minderjarige] nodig heeft om zich verder te ontwikkelen en hoe dit het best kan worden gerealiseerd. De verschillende opties moesten worden afgewogen zodat er een waterdicht plan zou liggen wanneer [minderjarige] uit het ziekenhuis zou worden ontslagen. De kinderrechter hoopte hiermee te voorkomen dat [minderjarige] te vaak van verblijfplaats zou moeten wisselen. Hoewel de kinderrechter ziet dat de GI hiervoor haar best heeft gedaan, betreurt zij het om te horen dat [minderjarige] niet de stabiliteit heeft gekregen die hij nodig heeft. [minderjarige] is, in het kader van het vier-ogenprincipe, bij de opa en oma geplaatst na zijn ontslag uit het ziekenhuis. Al snel is gebleken dat de moeder niet in de opvoeding van [minderjarige] kon voorzien omdat zij zich niet aan de afspraken hield, veelvuldig weg was en nog steeds drugs gebruikte. Vervolgens heeft de vader de opvoedtaken zo goed als mogelijk op zich genomen, maar is ook hij niet draagkrachtig genoeg om er volledig voor [minderjarige] te kunnen zijn. De vader heeft aangegeven de zorg voor [minderjarige] op dit moment niet volledig op zich te kunnen nemen omdat hij eerst nog zijn eigen zaken, waaronder zijn justitieel verleden en de strafzaken die daarvoor nog gaan volgen, moet afronden. Daarnaast is het geëscaleerd tussen de vader en de opa en oma, waardoor de vader op dit moment niet meer welkom is bij de opa en oma. Nu beide ouders niet in de opvoeding kunnen voorzien én de opa en oma hebben aangegeven dat zij hier ook niet toe in staat zijn, stelt de kinderrechter vast dat er geen andere mogelijkheid is dan de plaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin.
7.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] binnen het pleeggezin rust en stabiliteit ervaart. De komende periode is het van belang dat er zicht komt op en gewerkt wordt aan de opvoedmogelijkheden van de ouders. De kinderrechter benadrukt de GI dat zij hiervoor de tijd moet nemen en zorgvuldig moet afwegen of een van de ouders in staat is om de opvoeding en verzorging van [minderjarige] op termijn op zich te nemen. Het is daarbij van belang dat wordt gemonitord of de moeder haar traject bij [verslavingszorg ] aangaat en, zo ja, hoe dit traject verloopt. Ook dient de situatie van de vader gemonitord te worden. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zijn situatie stabiel is, maar de kinderrechter ziet dat ook de vader nog flinke stappen te maken heeft. Het is in het belang van [minderjarige] dat de komende periode de verschillende opties open worden gehouden en pas een knoop wordt doorgehakt wanneer er voldoende vertrouwen is dat de ouders, althans een van hen, [minderjarige] de veiligheid en stabiliteit kunnen bieden die hij nodig heeft.
7.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
7.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

De kinderrechter:
C/02/433295 / JE RK 25-533 (spoedmachtiging uithuisplaatsing)
8.1.
wijst het resterende deel van het verzoek af;
C/02/433307 / JE RK 25-537 (machtiging uithuisplaatsing)
8.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) met ingang van 6 april 2025 tot 13 mei 2025;
8.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025 door mr. De Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van der Linde als griffier, en op schrift gesteld op 11 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.