ECLI:NL:RBZWB:2025:2452

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
23/9770
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van eiser tegen het UWV over de beëindiging van zijn WIA-uitkering. Eiser was van mening dat zijn uitkering ten onrechte was beëindigd, omdat hij meer dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser per 30 juni 2023 voor 0,00% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser, waaronder de onjuistheid van de vaststelling van het maatmaninkomen en de beoordeling van de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), niet gegrond verklaard. Eiser had in oktober 2016 een scooterongeluk en was sindsdien in behandeling. Het UWV had eerder een WIA-uitkering toegekend, maar na herbeoordeling concludeerde het dat eiser weer beschikte over benutbare mogelijkheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het UWV adequaat hebben gerapporteerd en dat de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9770

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. L.L. Ross),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beëindigen van de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiser. Eiser is het hier niet mee eens en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de beëindiging van de uitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV de uitkering mocht beëindigen. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Het UWV heeft met het primaire besluit van 20 december 2022 bepaald dat eiser vanaf 30 juni 2023 geen WIA-uitkering meer krijgt, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3. In het bestreden besluit van 11 augustus 2023 heeft het UWV de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (hierna: de verzekeringsarts b&b) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (hierna: de arbeidsdeskundige b&b) van het UWV hebben aanvullend gerapporteerd en het UWV heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft ook aanvullende stukken ingediend, waarna de verzekeringsarts b&b nogmaals gerapporteerd heeft.
4.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Het standpunt van het UWV

5. Het UWV vindt dat eiser per 30 juni 2023 (hierna: de datum in geding) voor 0,00% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten dat hij per die datum geen recht meer heeft op een WIA-uitkering.
5.1.
Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts b&b van 28 juli 2023. De verzekeringsarts b&b heeft de medische belastbaarheid van eiser opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst van diezelfde datum (hierna: de FML).
5.2.
Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 9 augustus 2023.

Het standpunt van eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Volgens hem is het maatmaninkomen niet goed vastgesteld, omdat voor de bepaling hiervan een re-integratiefunctie gebruikt is. Daarnaast zijn de beoordelingspunten: beschermende middelen (3.4), tillen (4.13), dragen (4.14) en trappenlopen (4.18) niet juist gescoord in de FML, en is het onduidelijk waarom er geen energetische beperking is aangenomen. Bovendien geldt dat de beoordelingspunten 4.13 en 4.14 in de functie ‘productiemedewerker textiel’ te belastend zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Voorgeschiedenis
7. Eiser heeft in oktober 2016 een scooterongeluk gehad.
7.1.
Eiser werkte als verkoper in een spelletjeswinkel voor ongeveer 18,85 uur per week, toen hij zich op 1 september 2020 voor dit werk ziek meldde. In verband met nawerking van de inmiddels beëindigde verzekering, heeft het UWV eiser per die datum een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
7.2.
Op 7 juni 2022 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft eiser per 30 augustus 2022 een WIA-uitkering [1] toegekend. Volgens het UWV was eiser per einde wachttijd volledig arbeidsongeschikt op medische gronden, omdat er toen twee intensieve behandelingen naast elkaar liepen, waardoor hij niet beschikbaar te achten was voor arbeid. Omdat de verzekeringsarts aangaf dat eiser per 15 november 2022 wel weer beschikte over benutbare mogelijkheden, heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw beoordeeld. Het UWV heeft vervolgens de besluiten genomen die in het procesverloop zijn genoemd.
Medische afzakker?
8. Volgens eiser is hij in eerste instantie in oktober 2016 uitgevallen en komen daar al zijn klachten vandaan. Daarom vindt eiser dat het maatmaninkomen gebaseerd zou moeten worden op wat hij verdiende in oktober 2016.
8.1.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht geen medische afzakker heeft aangenomen. Eiser heeft zich per 2 oktober 2016 ziekgemeld bij zijn toenmalige werkgever, waar hij tot en met 3 februari 2017 in dienst is geweest. Aansluitend heeft hij een ZW-uitkering ontvangen tot 14 augustus 2017. Per die datum is eiser voor de volle omvang geschikt bevonden voor zijn eigen werk en het staat vast dat hij dit oordeel niet bestreden heeft. Vanaf 1 september 2019 is hij voor gemiddeld 18,55 uur per week in de spelletjeswinkel gaan werken. Eiser heeft geen gegevens overgelegd waaruit moet worden afgeleid dat hij als gevolg van een objectief medische noodzaak minder uren is gaan werken of lager betaald werk is gaan doen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Beoordelingspunten in de FML
9. Volgens eiser kan hij geen beschermend schoeisel aan (3.4) omdat hij ook al een brace draagt. Hij kan ook geen 10 kilogram tillen (4.13) of 5 kilogram dragen (4.14): hij moet dan voortbewegen met iets in zijn handen waardoor hij niet kan steunen op zijn krukken, wat aldus eiser noodzakelijk is. Het klopt dat hij incidenteel kan trappenlopen (4.18), maar eiser vindt dat heel iets anders dan vier keer per dag de trap op en/of af (in één keer). Op de zitting heeft eiser nog aangegeven dat de onderbouwing van de verzekeringsarts b&b, waarom er geen energetische beperking zou moeten worden aangenomen, onduidelijk is.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder klachten aan zijn linkerenkel en mentale klachten, en dat de verzekeringsarts b&b alle (para-)medische informatie in zijn heroverweging heeft betrokken. Over beschermend schoeisel heeft de verzekeringsarts b&b opgemerkt dat eiser tijdens het spreekuur sportschoenen droeg en dat als hij sportschoenen over zijn enkelbrace kan dragen, hij dit ook kan met beschermend schoeisel. Bovendien kan dit op maat gemaakt worden, waarbij in het bijzonder rekening gehouden kan worden met de enkelbrace. De rechtbank kan deze motivering volgen. Dit geldt ook voor de motivering ten aanzien van het tillen, dragen en trappenlopen: de verzekeringsarts b&b heeft bij de opstelling van de FML met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden en toegelicht waarom krukkengebruik geen belemmering is.
9.2.
De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts b&b hierop nog uitgebreid gereageerd heeft en voldoende duidelijk heeft gemotiveerd geen reden te zien om andere of aanvullende beperkingen aan te nemen in de FML: het is informatie die deels al bekend was en deels van na de datum in geding (en niet relevant). De rechtbank ziet ook niet in waarom de onderbouwing van de verzekeringsarts b&b dat een urenbeperking op energetische gronden niet aan de orde is, onduidelijk zou zijn. De verzekeringsarts b&b heeft toegelicht dat eiser op de datum in geding geen dusdanig ernstige stoornis had dat substantiële moeheid of energieverlies hieruit rechtstreeks kan volgen. Het betreft immers geen aandoening waarvan bekend is dat zij veelal met een verlies van energie gepaard gaat, zoals hart- en longziekten, ernstige spierziekten of neurologische aandoeningen. Bovendien blijkt uit het dagverhaal dat eiser grotendeels en binnen zijn grenzen actief is. Het voorgaande betekent dat niet is gebleken dat de beperkingen van eiser in de FML zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML.
Functie ‘productiemedewerker textiel’ (SBC-code 272043)
10. Volgens eiser zou er in de functie ‘productiemedewerker textiel’ een signalering moeten zijn op beoordelingspunt 4.13: er moet veelvuldig en zwaar getild worden. Daarnaast vindt eiser dat het gebruikmaken van een kar om de doeken twee keer tweemaal per uur te kunnen dragen (4.14) wordt gebruikt als excuus en niet wordt toegelicht.
10.1.
In de FML is eiser voor tillen licht beperkt gescoord: kan ongeveer 10 kilogram tillen en voor dragen beperkt gescoord: kan ongeveer 5 kilogram dragen. Gelet op het Resultaat functiebeoordeling en de juistheid van de FML, ziet de rechtbank niet in waarom er in de functie op 4.13 een signalering zou moeten zijn. Ten aanzien van 4.14 blijkt uit het Resultaat functiebeoordeling dat dragen tot 10 kilogram voorkomt bij het verplaatsen van een tentdoek naar de werktafel en dat de arbeidsdeskundig analist heeft aangegeven dat er gebruik gemaakt kan worden van een kar, waardoor dit geen knelpunt is. Dit geldt volgens de arbeidsdeskundige temeer omdat eiser wel in staat is om ongeveer 10 kilogram te tillen (4.13) en is een extra mitigerende factor dat het slechts twee keer voorkomt tijdens twee werkuren, dus vier keer dagelijks bij werkzaamheden die verder voornamelijk zittend worden verricht. De rechtbank acht deze motivering voldoende duidelijk en inzichtelijk. Ook deze functie mocht dus worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
10.2.
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 30 juni 2023.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de beëindiging van de WIA-uitkering in stand blijft.
12. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 24 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Een loongerelateerde uitkering tot en met 29 juni 2023.