Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV over de terugvordering van ten onrechte betaalde voorschotten op de WAO-uitkering. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om € 584,20 aan voorschotten terug te vorderen, welke betrekking hadden op de periode van 1 juni 2022 tot en met 31 december 2022. Het UWV had het bezwaar ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, omdat het UWV niet had aangetoond dat het besluit tijdig was verzonden. De rechtbank stelde vast dat het UWV de hoorplicht had geschonden, omdat eiseres niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord in de bezwaarfase. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de voorschotten had teruggevorderd, maar dat de schending van de hoorplicht een gegronde reden was om het besluit te vernietigen. Eiseres kreeg een schadevergoeding van € 500,- toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn en het UWV moest het griffierecht van € 51,- vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M. Breeman, in aanwezigheid van griffier C.M.A. Groenendaal.