ECLI:NL:RBZWB:2025:2441

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/3516 WAO
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van ten onrechte betaalde voorschotten op WAO-uitkering

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV over de terugvordering van ten onrechte betaalde voorschotten op de WAO-uitkering. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om € 584,20 aan voorschotten terug te vorderen, welke betrekking hadden op de periode van 1 juni 2022 tot en met 31 december 2022. Het UWV had het bezwaar ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, omdat het UWV niet had aangetoond dat het besluit tijdig was verzonden. De rechtbank stelde vast dat het UWV de hoorplicht had geschonden, omdat eiseres niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord in de bezwaarfase. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de voorschotten had teruggevorderd, maar dat de schending van de hoorplicht een gegronde reden was om het besluit te vernietigen. Eiseres kreeg een schadevergoeding van € 500,- toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn en het UWV moest het griffierecht van € 51,- vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M. Breeman, in aanwezigheid van griffier C.M.A. Groenendaal.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3516 WAO

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

17 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de terugvordering van ten onrechte betaalde (voorschotten op haar) uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 9 januari 2023 de ten onrechte betaalde voorschotten op de WAO-uitkering van eiseres van € 584,20 bruto over de periode van
1 juni 2022 tot en met 31 december 2022 teruggevorderd. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 29 augustus 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en namens het UWV mr. H.M. van Gent.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

Tijdig beroep ingesteld?
2. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat eiseres tijdig beroep heeft ingesteld. Hoewel eiseres pas op 4 april 2024 beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit gedateerd op 29 augustus 2023, heeft het UWV niet aannemelijk gemaakt dat dit besluit eerder is verzonden dan op 6 maart 2024. Dit besluit is namelijk niet aangetekend verzonden en de enkele afmelding in het computersysteem van het UWV is niet aan te merken als een deugdelijke verzendadministratie. Het beroep van eiseres is dus ontvankelijk.
Hoorzitting in bezwaarfase
3. Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was het UWV verplicht om eiseres in de gelegenheid te stellen om in de bezwaarfase te worden gehoord. Vast staat dat het UWV ten onrechte geen hoorzitting heeft gehouden. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
De rechtbank zal vervolgens de zaak ook inhoudelijk beoordelen.
Verrekening inkomsten
4. Het bestreden besluit is in overeenstemming met de WAO. Eiseres heeft inkomsten uit loondienst, die moeten worden verrekend met haar WAO-uitkering. Op grond van artikel 44 van de WAO wordt eiseres op basis van haar ontvangen inkomen per maand ingedeeld in een arbeidsongeschiktheidsklasse waaraan een uitkeringspercentage is gekoppeld. Dit heeft tot gevolg dat eiseres door ontvangst van meer inkomen in een lagere klasse terecht is gekomen over de maanden juli, september en oktober 2022. Het UWV is bij deze berekening terecht uitgegaan van de gegevens over het inkomen van eiseres in de zogeheten polisadministratie zoals die uit Suwinet volgen.
4.1.
Deze manier van verrekenen van inkomsten kan tot gevolg hebben dat een kleine stijging van inkomsten al leidt tot een lagere klasse en dus tot een lagere uitkering. Soms heeft dit zelfs tot gevolg dat het terug te betalen bedrag aan uitkering hoger is dan de stijging van de inkomsten. De rechtbank begrijpt dat dit voor eiseres onrechtvaardig voelt, maar dit is een gevolg van het wettelijke systeem van de WAO.
4.2.
Het UWV heeft vervolgens de te veel ontvangen voorschotten teruggevorderd. Het UWV is daartoe op basis van het wettelijke systeem verplicht.
4.3.
Dit betekent dat het UWV terecht de te veel betaalde voorschotten heeft teruggevorderd en verrekend. Het bezwaar is dus terecht ongegrond verklaard. Daarom zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond omdat het UWV de hoorplicht heeft geschonden. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
6. Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
7. De rechtbank kent daarnaast een schadevergoeding van € 500,- toe aan eiseres vanwege overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Nu eiseres op 17 januari 2023 bezwaar heeft gemaakt, heeft de behandeling van haar zaak namelijk langer geduurd dan de toegestane twee jaar. De overschrijding van deze termijn wordt toegerekend aan het UWV, nu de bezwaarfase ruim een jaar in beslag heeft genomen.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 29 augustus 2023;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt het UWV tot betaling aan eiseres van een vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van € 500,-;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025 door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.