ECLI:NL:RBZWB:2025:2400

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
02-208598-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Productie en bezit van MDMA in een drugslaboratorium

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de productie van MDMA in een drugslaboratorium. De verdachte, geboren in 1974 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, werd bijgestaan door raadsman mr. J.E. Kötter. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 10 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere de productie van MDMA en het bezit van 112 gram MDMA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de opzet en werking van het drugslaboratorium, dat op 25 juni 2024 werd aangetroffen in een loods. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte over zijn rol als klusjesman niet aannemelijk en concludeerde dat hij een significante rol had gespeeld in de productie van MDMA. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten, maar oordeelde dat de bewezenverklaarde feiten ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid en de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-208598-24
vonnis van de meervoudige kamer van 23 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg , locatie Torentijd, te Middelburg ,
raadsman mr. J.E. Kötter, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 april 2025, waarbij de officier van justitie mr. R.M.A. in ‘t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging, die als bijlage I aan dit vonnis is gehecht, is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
gedurende een periode van bijna vier weken samen met anderen betrokken is geweest bij de productie van MDMA;
gedurende diezelfde periode samen met anderen dit productieproces heeft voorbereid of bevorderd;
112 gram MDMA in zijn bezit had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij half mei 2024 was benaderd om een kantoorruimte in een loods te maken. Het was een normale klus. Hij is er een aantal dagen aan het werk geweest. Het filmpje op zijn telefoon waarop het drugslab te zien is, is gemaakt door de mensen van het drugslab met verdachtes telefoon. Ook het gesprek met ‘ [naam] ’ is gevoerd door deze mensen, omdat zij zelf geen telefoon bij zich hadden in het drugslab. Over het kladblok met daarin aantekeningen over het productieproces dat is gevonden in het nektasje van verdachte heeft hij verklaard dat hij dit op moest schrijven van iemand van het drugslab. De handleiding van de vriezer had hij meegenomen.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van feit 1 kan komen en wijst daarbij op het volgende. In ieder geval bevat het dossier geen bewijs voor het verkopen, afleveren of verstrekken van MDMA zoals ten laste gelegd onder feit 1, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De verklaring van verdachte dat hij als klusjesman in de loods heeft gewerkt wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] . De foto’s die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte zijn niet redengevend nu aan de hand daarvan niet kan worden aangetoond of, en zo ja, hoe hij betrokkenheid heeft gehad bij de goederen die te zien zijn op de foto’s. Van de gesprekken die zijn aangetroffen op de telefoon kan niet worden vastgesteld dat die zien op het drugslab en of verdachte daar betrokkenheid bij heeft gehad. Verder bevat het dossier onvoldoende bewijs voor medeplegen. Gelet op het voorgaande is eveneens vrijspraak bepleit van de overige ten laste gelegde pleeghandelingen.
Eveneens dient verdachte te worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van MDMA, omdat hij geen beschikkingsmacht heeft gehad.
Het bovenstaande dient tevens tot vrijspraak van feit 2 te leiden.
Aangaande feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Ten aanzien van feit 1 en 2
Op 25 juni 2024 werd in een loods aan [adres] in [plaats] een werkend synthetisch drugslaboratorium aangetroffen. Het LFO heeft het laboratorium onderzocht en geconcludeerd dat het ging om een groot combinatie-lab voor de vervaardiging van PMK, MDMA en de kristallisatie naar MDMA-brokken. In het pand werd onder meer aangetroffen 240 liter PMK, circa 2000 liter omzettingsafval en 150 liter MDMA bevattende vloeistof. Gezien is dat verdachte en de medeverdachte het pand waarin vlak daarna het drugslaboratorium is aangetroffen, samen verlieten en in een auto stapten. Verdachte was de bestuurder. Aan de sleutelbos van de autosleutel zaten ook sleutels die pasten op deuren van ruimtes in de loods, waaronder de ruimte waarin het drugslab is aangetroffen.
Uit foto’s en een video, aangetroffen op de telefoon van verdachte, blijkt dat is begonnen met de verbouwing van de loods op 29 mei 2024 en dat het drugslaboratorium in ieder geval op 22 juni 2024, 12:22 uur, in werking was.
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft getracht het belastende karakter van diverse bewijsmiddelen te weerleggen door een alternatief scenario naar voren te brengen, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. De rechtbank ziet namelijk niet in waarom een organisatie die een drugslab opzet, al zou beginnen met de opbouw van de installaties terwijl de klusjesman nog niet klaar is, zodat die, iemand van buiten de organisatie, kennis zou krijgen van het bestaan van het drugslab. Als verdachte alleen de klusjesman was geweest die een kantoorruimte moest bouwen, zou het voor de hand hebben gelegen dat hij de sleutels van de loods had moeten inleveren op het moment dat de productieruimte in gebruik werd genomen. Dat verdachte nog toegang had tot het inmiddels werkende drugslab getuigt echter van een ander scenario.
De rechtbank acht het evenmin aannemelijk dat personen van het drugslab verdachtes telefoon zouden gebruiken voor het maken van een video van het in werking zijnde productieproces, en hem – als buitenstaander – met het belastende filmpje op zijn telefoon zouden laten gaan. Verdachte heeft verklaard dat het de bedoeling was dat het filmpje zou worden doorgestuurd. Dat zou dan vanaf zijn telefoon naar iemand anders moeten zijn geweest. Uit het proces-verbaal van het onderzoek aan de iPhone van verdachte is daarvan niet gebleken.
Hetzelfde geldt voor verdachtes verklaring dat iemand van het drugslab zijn telefoon heeft gebruikt voor het voeren van een chatgesprek met ‘ [naam] ’ via de app Signal, waarin onder andere wordt gesproken over spullen die gehaald moeten worden en die kunnen worden gebruikt in een drugslab. Op die manier zou, in het scenario van verdachte, iemand van buiten de organisatie – verdachte – in het bezit komen van een contact van de organisatie. Als iemand van buiten de organisatie kan beschikken over dat contact, in combinatie met de video waarop het drugslab te zien is, en de kennis van het adres waar dat is gevestigd, dan vormt dat een groot risico voor de organisatie omdat die uitgebreide en belastende informatie bij de politie terecht kan komen.
Ook verdachtes verklaring over het papier met aantekeningen over een productieproces voor synthetische drugs dat in zijn nektasje is gevonden past niet in het scenario dat hij alleen de klusjesman was. Als hem al zou zijn gevraagd door iemand van de organisatie om dat op te schrijven, dan valt niet te verklaren waarom verdachte die aantekeningen vervolgens in zijn eigen tasje doet en meeneemt. Hetzelfde geldt voor de handleiding van de vriezer.
Gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met anderen betrokken was bij het opzetten van het aangetroffen drugslab en bij het productieproces en dat hij (een hoeveelheid materiaal bevattend) MDMA aanwezig heeft gehad. De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals hieronder opgenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 juni 2024 tot en met 25 juni 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met anderen
(telkens) opzettelijk
heeft bereid en bewerkt en verwerkt en vervaardigd
een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet.
2
in de periode van 1 juni 2024 tot en met 25 juni 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met anderen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, en verwerken,
- het opzettelijk vervaardigen van 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in
elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- voorwerpen en stoffen,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededaders,
wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- meerdere onderdelen van een productieopstelling bestemd voor
het kristalliseren van (een) vloeistof(fen) naar 3,4-methyleendioxymethamfetamine
(MDMA) voorhanden te hebben,
- hoeveelheden (laboratorium)benodigdheden voorhanden te hebben,
- hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden te hebben en
- meerdere onderdelen van productie- en verwerkingsopstellingen, waaronder vrieskisten/vriezers en een hogedruk ketel en scheitrechters en IBC’s en jerrycans en pre-precursoren en vaten met PMK (PiperonylMethylKeton) en aceton en PMK-glycidezuur en
piperonal en ethanol en methylamine en bakken met 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en een reactieopstelling
voorhanden te hebben.
3
hij op 25 juni 2024 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 112 gram (netto) 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA),
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest zit. Daarnaast heeft de officier van justitie een geldboete van € 30.000,- gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor feit 1 en 2 vrijspraak verzocht. Indien tot enige bewezenverklaring gekomen wordt, heeft de verdediging verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis, eventueel met oplegging van een voorwaardelijk strafdeel onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de productie van (een hoeveelheid materiaal bevattend) MDMA. Ook heeft hij samen met anderen strafbare voorbereidingshandelingen gepleegd, gericht op de productie van MDMA. Daarnaast had hij ten tijde van zijn aanhouding 112 gram MDMA in zijn bezit.
Verdachte stond aan de spreekwoordelijke wieg van het drugslab. Hij heeft de ruimte opgebouwd en ingericht ten behoeve van de productie van MDMA. Verdachte was veelvuldig in de loods aanwezig, hij heeft materialen ten behoeve van de bouw aangeschaft en hij beschikte over aantekeningen over een productieproces voor synthetische drugs. Ook onderhield hij contacten met anderen over de aanschaf van goederen ten behoeve van de productie. Dit alles heeft er in geresulteerd dat de loods aan [adres] te [plaats] zodanig werd ingericht dat er MDMA kon worden geproduceerd. Vanaf in ieder geval 22 juni 2024 was het drugslab ook daadwerkelijk in werking. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een significante rol in het geheel heeft gespeeld.
Door zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Van bedoeld circuit gaat een sterk ondermijnende en maatschappelijk ontwrichtende werking uit. Daar komt bij dat het afval dat ontstaat door de productie van synthetische drugs vaak rechtstreeks in de natuur wordt geloosd, hetgeen grote schade aan de natuur veroorzaakt. Kortom, de productie van synthetische drugs heeft op meerdere niveaus van de maatschappij een forse negatieve invloed. Verdachte heeft voor dit alles geen oog gehad en zijn eigen belangen laten prevaleren.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 24 augustus 2024. Daaruit volgt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 20 maart 2025. Gezien de ontkennende proceshouding van verdachte heeft de reclassering geen verbanden kunnen leggen tussen de tenlastelegging en de verschillende leefgebieden. In zijn algemeenheid signaleert de reclassering geen grote zorgen op de leefgebieden. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering kan enerzijds niet inschatten of interventies of toezicht noodzakelijk zijn en anderzijds zien zij, op basis van het gesprek met verdachte en zijn strafblad, geen indicatie voor reclasseringsbemoeienis.
De op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2, nu de bewezenverklaarde feiten samenhangend zijn en een min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren. Verdachte kan dan ook één verwijt worden gemaakt.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hierbij geldt als zwaarwegende factor dat verdachte het drugslab heeft opgebouwd en dus een essentiële rol heeft gehad. Hoewel het aan het adequate optreden van de opsporingsinstanties te danken is dat het drugslab korte tijd in werking is geweest, houdt de rechtbank bij de strafoplegging met die relatief korte duur rekening. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest verblijft, passend en geboden. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen redenen om naast deze gevangenisstraf nog een geldboete op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Beslag

De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Eendaadse samenloop van:
feit 1:Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B en D van de Opiumwet gegeven verbod;
en
feit 2:Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden
te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 3:Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 stk GSM, merk Samsung, zilver, voorwerpnummer PL2000-2024159154-G2740785;
* 1 stk horloge, merk Hugo Boss, zilverkleurig, voorwerpnummer PL2000-2024159154-G2821392.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 april 2025.
De voorzitter en de jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2024 tot en met 25 juni 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een of meer hoevelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2024 tot en met 25 juni 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren,
- het opzettelijk vervaardigen van 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in
elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn/haar mededaders,
wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van dat feit,
door
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling bestemd voor
het kristalliseren van (een) vloeistof(fen) naar 3,4-methyleendioxymethamfetamine
(MDMA), althans voor het bewerken/bereiden/vervaardigen van
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), voorhanden te hebben,
- (een) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden te hebben,
- (een) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden te hebben en/of
- meerdere onderdelen van (een) terugwinnings-, productie- en/of
verwerkingsopstelling(en), waaronder vrieskisten/vriezers en/of een hogedruk ketel
en/of scheitrechters en/of IBC’s en/of jerrycans en/of pre-precursoren en/of vaten
met PMK (PiperonylMethylKeton) en/of aceton en/of PMK-glycidezuur en/of
piperonal en/of ethanol en/of methylamine en/of bakken met
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of een reactieopstelling
voorhanden te hebben;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 25 juni 2024 te [plaats] ,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer:
- 112 gram (netto) 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine
(MDMA), zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA),
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )