In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een Belgische vennootschap, tegen de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2019 beoordeeld. De rechtbank behandelt de vraag of belanghebbende gebonden is aan een eerder overeengekomen compromis met de Belastingdienst. De inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbare winst van € 129.226 en een belastingrentebeschikking van € 2.908. Belanghebbende betwist de rechtsgeldigheid van het compromis, dat in 2018 was gesloten, en stelt dat dit onder druk tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is van dwang en dat belanghebbende voldoende bedenktijd heeft gehad. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die bevestigde dat het compromis rechtsgeldig was. De rechtbank concludeert dat de aanslag overeenkomstig het compromis is opgelegd en dat het beroep ongegrond is. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.