ECLI:NL:RBZWB:2025:24

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
23/9530
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een compromis in vennootschapsbelastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een Belgische vennootschap, tegen de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2019 beoordeeld. De rechtbank behandelt de vraag of belanghebbende gebonden is aan een eerder overeengekomen compromis met de Belastingdienst. De inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbare winst van € 129.226 en een belastingrentebeschikking van € 2.908. Belanghebbende betwist de rechtsgeldigheid van het compromis, dat in 2018 was gesloten, en stelt dat dit onder druk tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is van dwang en dat belanghebbende voldoende bedenktijd heeft gehad. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die bevestigde dat het compromis rechtsgeldig was. De rechtbank concludeert dat de aanslag overeenkomstig het compromis is opgelegd en dat het beroep ongegrond is. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9530

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] BVBA, statutair gevestigd te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 15 maart 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2019 een aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd naar een belastbare winst van € 129.226 (de aanslag).
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 2.908 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde, de heer [naam 1] en namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. De heer [naam 1] (de DGA) is bestuurder en enig aandeelhouder van belanghebbende. Belanghebbende is in 1992 opgericht en is gevestigd in België. De ondernemingsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit het exploiteren van vastgoed.
4.1.
Tot 2009 waren de DGA en zijn echtgenote woonachtig in België. Zij zijn in 2009 naar Nederland geïmmigreerd vanuit België. In verband met de immigratie heeft de DGA in 2009 een woning in Nederland gekocht en betrokken aan [adres] (de woning). Belanghebbende heeft op 20 december 2013 de woning in eigendom verkregen. De woning is van de DGA aangekocht voor een bedrag van € 575.000.
4.2.
Belanghebbende is met de DGA en zijn echtgenote overeengekomen dat de woning vanaf 1 januari 2014 verhuurd wordt aan de DGA en zijn echtgenote.
4.3.
Naar aanleiding van de door belanghebbende ingediende aangifte Vpb over het jaar 2013 heeft de inspecteur een onderzoek ingesteld . Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de aankoopprijs van de woning door belanghebbende onzakelijk was, omdat belanghebbende de woning in verhuurde staat heeft aangekocht. Een taxateur van de Belastingdienst heeft de woning op de verkoopdatum getaxeerd naar een waarde van € 520.000 in vrije staat. De waarde van de woning in verhuurde staat was volgens de taxateur € 336.000.
4.4.
Partijen hebben naar aanleiding van het onderzoek een compromis bereikt. De adviseur stuurt hierover op 7 augustus 2018 het volgende bericht aan de Belastingdienst:
“Geachte heer [naam 2],
Namens de heer [naam 1] gaan wij hierbij akkoord met uw voorstel van 23 juli waarbij de koop van het vastgoed door [belanghebbende] BvbA wordt vastgesteld op 400k. Over het verschil met 575k zal de heer [naam 1] met uitdelingswinst worden belast. Het bedrag ad 64k zal de heer [naam 1] storten.
De heer [naam 1] zal dan voor een bedrag ad 525k het pand in privé kopen van [belanghebbende] BvbA waarbij dan over 125k vpb zal worden geheven.
Met vriendelijke groet,
[adviseur] RB
(…)”
4.5.
Ter uitvoering van het compromis heeft de inspecteur een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2013 opgelegd overeenkomstig het compromis. Nadat de DGA hiertegen bezwaar en beroep heeft ingesteld, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn uitspraak van 24 januari 2023 geoordeeld dat het compromis rechtsgeldig tot stand is gekomen. [1]
4.6.
Belanghebbende heeft de woning in 2019 voor een bedrag van € 525.000 verkocht en geleverd aan de DGA en zijn echtgenote.
4.7.
Belanghebbende heeft een aangifte Vpb ingediend over het jaar 2019. Belanghebbende geeft daarin een belastbare winst van € 4.226 aan. De inspecteur heeft de aanslag opgelegd in afwijking van de aangifte en de belastbare winst verhoogd met een bedrag van € 125.000, zijnde de boekwinst gerealiseerd bij de verkoop van de woning. Partijen zijn het erover eens dat de aanslag overeenkomstig het compromis is opgelegd.

Motivering

Is belanghebbende gebonden aan het compromis?
5. Belanghebbende stelt dat zij onder grote druk vanuit de Belastingdienst akkoord is gegaan met het compromisvoorstel. Er heeft daarbij geen overleg plaatsgevonden tussen gelijkwaardige partijen. Belanghebbende stelt dat zij niet aan het compromis is gebonden en de inspecteur daarom ten onrechte rekening houdt met de boekwinst gerealiseerd bij de verkoop van de woning.
De inspecteur betwist dat er sprake is geweest van grote druk vanuit de Belastingdienst om belanghebbende akkoord te laten gaan met het compromisvoorstel. Belanghebbende heeft bovendien voldoende bedenktijd gehad alvorens zij akkoord is gegaan met het compromis. Daarom is het compromis rechtsgeldig en terecht toegepast bij de vaststelling van de aanslag.
5.1.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 24 januari 2023 in een door de DGA gevoerde procedure met betrekking tot de navorderingsaanslag inkomstenbelasting /premie volksverzekeringen 2017 geoordeeld dat de DGA niet aannemelijk heeft gemaakt dat dwang is uitgeoefend door de inspecteur teneinde hem te doen bewegen een compromis te sluiten. [2] Het gerechtshof overwoog:
“Het Hof is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het compromis onder dwang of andere ongeoorloofde omstandigheden tot stand is gekomen. Noch het feit dat de Inspecteur een verdergaande positie innam dan uiteindelijk in het compromis overeen is gekomen, noch de omstandigheid dat deze verdergaande positie voor belanghebbende zeer nadelige financiële gevolgen had, maken dat dit het geval is. Belanghebbende liet zich bij de verkoop van de woning aan [belanghebbende] in 2013 en bij het tot stand komen van het compromis bijstaan door dezelfde professionele gemachtigde die belanghebbende ook in de onderhavige procedure bijstaat. Deze gemachtigde heeft het compromis met belanghebbende besproken voordat deze akkoord ging met het compromis en tussen het compromisvoorstel van de Inspecteur van 23 juli 2018 en de akkoordverklaring van 7 augustus 2018 zat een periode van 15 dagen. Belanghebbende heeft het compromis ook nimmer vernietigd op grond van dwaling, bedreiging, misbruik van omstandigheden, of op enige andere vernietigingsgrond. De overeenkomst is ook niet ontbonden. De enkele verklaring ter zitting dat zulks wel had gekund, is onvoldoende om dit aannemelijk te achten.”
De rechtbank stelt vast dat in het compromis zowel de gevolgen voor de inkomstenbelasting voor de DGA als de vennootschapsbelasting voor belanghebbende zijn vastgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de beslissing van het gerechtshof, opgenomen in bovenstaande overweging, juist en op goede gronden gegeven. In hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd in deze procedure ziet de rechtbank geen nieuwe feiten en omstandigheden die aanleiding geven om van het oordeel in de voorgaande procedure bij het gerechtshof af te wijken.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende is gebonden aan het compromis. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat de aanslag overeenkomstig het compromis is opgelegd, is deze naar het juiste bedrag opgelegd.
Financiële omstandigheden van belanghebbende
6. Belanghebbende heeft gesteld dat zij de aanslag niet kan betalen en ter zitting heeft de DGA gesteld dat hij hierdoor mogelijk ook in privé in de financiële problemen kan komen. De rechtbank stelt vast dat de invordering van de aanslag geen onderdeel uitmaakt van het geding. Wel wil de rechtbank belanghebbende erop wijzen dat zij over de mogelijkheid tot het treffen van een betalingsregeling contact kan opnemen met de Ontvanger van de Belastingdienst.
Belastingrente
7. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 januari 2025 door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 januari 2023,
2.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 januari 2023,