ECLI:NL:RBZWB:2025:238

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
BRE 24/8104
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet

Op 20 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de burgemeester van Tilburg. Verzoekster had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen de sluiting van haar woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 21 november 2024 besloten de woning van verzoekster voor twee maanden te sluiten, omdat er een grote hoeveelheid harddrugs in de woning was aangetroffen, die vermoedelijk door haar zoon werd verhandeld. Tijdens de zitting op 8 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de Tilburgse Woonstichting (Tiwos) zich had afgemeld.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester voldoende redenen had om de woning te sluiten, gezien de ernst van de overtredingen en de hoeveelheid drugs die in de woning was aangetroffen. Verzoekster betwistte de noodzaak van de sluiting, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting van de woning. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om de openbare orde en veiligheid te waarborgen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester niet in strijd met de wet had gehandeld en dat de sluiting evenwichtig was, ondanks de ingrijpende gevolgen voor verzoekster.

De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester om op te treden tegen drugshandel en de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij het nemen van dergelijke besluiten. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten en heeft de uitspraak openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8104

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E. van de Rakt),
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Tilburgse Woonstichting (Tiwos) uit Tilburg.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening vanwege het besluit van 21 november 2024 (het bestreden besluit) waarin de burgemeester de woning [adres 1] te [plaats] voor de duur van twee maanden heeft gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
1.1.
Verzoekster heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en namens de burgemeester: [naam 1] en [naam 2] . Tiwos heeft zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekster woont op het adres [adres 1] te [plaats] . Zij huurt de woning van Tiwos. Verzoekster heeft een meerderjarige zoon, die in de Brp [1] is ingeschreven op het woonadres [adres 2] te [plaats] .
2.1.
Er heeft een strafrechtelijk onderzoek plaatsgevonden naar de zoon van verzoekster en van dat onderzoek heeft de politie op 15 oktober 2024 een bestuurlijke rapportage uitgebracht. Uit het rapport blijkt dat de zoon van verzoekster in de onderzochte periode regelmatig in de woning van verzoekster aanwezig was en dat de woning zeer vermoedelijk werd gebruikt als opslag van verdovende middelen en grote hoeveelheden contant geld.
Op 18 juni 2024 is de zoon van verzoekster in de woning aangehouden en was hij de enige persoon aanwezig in de woning. Tijdens de doorzoeking van de woning is de volgende hoeveelheid drugs in de woning aangetroffen:
 2.015,11 2.015,11 gram cocaïne in de schuur, in een tas in een verhuisdoos;
 2.015,11 3,78 gram MDMA in de woonkamer, in een dressoir, in een etui;
 2.015,11 1,60 gram MDMA in de woonkamer, in een dressoir, in een etui;
 2.015,11 36,12 gram MDMA in de woonkamer, in een dressoir, in een etui;
 2.015,11 18,74 gram MDMA in de woonkamer, in een dressoir, in een etui;
 2.015,11 253 gram hasj in een mand met een deksel erop die zich onderaan de trap op de begane grond bevond;
 2.015,11 16 zakken 2mmc (gewicht onbekend) in de schuur in een verhuisdoos;
 2.015,11 kleine hoeveelheden ketamine (gewicht onbekend) in de woonkamer, in het dressoir.
Ook werden een revolver met munitie, een ander vuurwapen en een geldbedrag van € 58.420,- aangetroffen en in beslag genomen.
Daarnaast werd in de woning aangetroffen een geldtelmachine en een handgeschreven blaadje in een notitieblok met daarop namen van verdovende middelen en bedragen daarachter.
In de bestuurlijke rapportage is vermeld dat ook verzoekster wordt verdacht van het overtreden van de Opiumwet, artikelen 2, 10, 10a en 11b en van witwassen, artikel 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
2.2.
Met brieven van 29 en 30 oktober 2024 heeft de burgemeester Tiwos en verzoekster meegedeeld dat hij van de politie heeft vernomen dat in de woning [adres 1] te [plaats] een handelshoeveelheid harddrugs en softdrugs is aangetroffen en dat de burgemeester dit ziet als een ernstige aantasting van de veiligheid en leefbaarheid. De burgemeester heeft kenbaar gemaakt dat hij voornemens is om een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet aan Tiwos op te leggen en om de woning met het bijbehorend erf te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van twee maanden.
Verzoekster heeft naar aanleiding daarvan haar zienswijze naar voren gebracht.
2.3.
Vervolgens heeft de burgemeester met het bestreden besluit Tiwos gelast om de woning [adres 1] te [plaats] met ingang van 5 december 2024, 11.00 uur, te sluiten en afgesloten te houden voor de periode van twee maanden.
2.4.
De burgemeester heeft op 4 december 2024 bericht dat hij het bestreden besluit opschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het verzoek belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Omvang geding en bezwaargronden
5. De vondst van de harddrugs en de vastgestelde hoeveelheid worden door verzoekster niet betwist. Ook wordt niet bestreden dat de harddrugs daadwerkelijk bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking en dat haar zoon bij die handel betrokken was.
6. Verzoekster betwist de noodzaak tot sluiting van de woning. Verder voert zij aan dat de sluiting van de woning in strijd is met de wet en de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en evenredigheid. Er is volgens haar ook geen sprake van een zorgvuldig genomen besluit, aangezien er geen sprake is van een deugdelijke belangenafweging en motivering.
6.1.
Verzoekster heeft aangevoerd dat het bestreden besluit ingrijpende gevolgen heeft, die niet beperkt zijn tot een woningsluiting voor de duur van twee maanden, maar dat het ook kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en de plaatsing op een zwarte lijst van woningcorporaties. Verzoekster stelt ook niet de financiële middelen te hebben voor vervangende woonruimte voor twee maanden. Verzoekster stelt al navraag te hebben gedaan bij Traverse naar tijdelijk verblijf, maar daar hebben ze aangegeven dat er een lange wachttijd is. Tot slot voert verzoekster aan dat zij onlangs een knieoperatie heeft ondergaan en dat het voor haar van belang is dat zij in haar vertrouwde omgeving kan revalideren. Zij heeft de voorzieningenrechter daarom verzocht het bestreden besluit te schorsen of in goede justitie een andere voorziening te treffen.
Bevoegdheid burgemeester
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs de burgemeester de bevoegdheid geeft om de woning te sluiten op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet.
Beleid
8. De burgemeester voert ten aanzien van de aan hem toegekende bevoegdheid een beleid dat is neergelegd in de ‘Beleidsregels artikel 13b Opiumwet’ (de Beleidsregels).
In het beleid is wat betreft sluitingstermijnen bij woningen een onderscheid gemaakt in harddrugs en softdrugs. Voor softdrugs geldt dat indien in woningen en/of op bijbehorende erven softdrugs worden aangetroffen met een handelshoeveelheid van > 5 planten/stekken en/of > 30 gram, een eerste constatering leidt tot een bestuurlijke waarschuwing.
Voor harddrugs geldt dat indien in woningen en/of op bijbehorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst 1, met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, bij een eerste constatering een sluiting van 3 maanden volgt. Indien er echter sprake is van een hoeveelheid van > 1000 gram en/of > 2000 pillen, dan gaat de burgemeester uit van een ‘zeer ernstig geval’ waarbij een sanctie wordt opgelegd die hoort bij de tweede of volgende constatering.
Indien in woningen of bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn, dan wordt uitgegaan van een ernstig geval en volgt bij een eerste constatering een sluiting van één maand.
In zeer ernstige gevallen is deze uitzondering niet van toepassing en wordt het reguliere beleid gevolgd.
Onder 5 van de Beleidsregels is bepaald dat in beginsel overeenkomstig de beleidsregels wordt besloten. De burgemeester kan op basis van feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in het onderhavige beleid (artikel 4:84 Awb, de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid). Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen of bij recidive die een combinatie van soft- en harddrugs en/of de combinatie van voorbereidingshandelingen voor soft- of harddrugs oplevert, de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 2de of volgende constatering.
Onder 6 van de Beleidsregels is – onder meer – bepaald dat het sluiten van een pand op grond van artikel 13b van de Opiumwet niet bedoeld is om eigenaren/bewoners van panden of personen die betrokken waren bij de drugshandel te straffen. De sluiting is een maatregel die is gericht op het pand en beoogt de negatieve effecten en risico's voor de openbare orde en veiligheid en van de handel in drugs, de productie van en het gebruik van drugs zoveel mogelijk te voorkomen of weg te nemen. Met de sluiting wil de burgemeester herhaling van de handel in drugs in of vanuit het pand voorkomen, de bekendheid van het pand als drugspand in het criminele circuit wegnemen en het signaal afgeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit.
8.1.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb [2] handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb.
Evenredigheid
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester niet overeenkomstig de Beleidsregels heeft besloten. De burgemeester heeft de overtreding in dit geval aangemerkt als een ‘zeer ernstig geval’. Toepassing van het beleid zou leiden tot sluiting van de woning voor een periode van zes maanden. De burgemeester heeft in het bestreden besluit toegelicht dat hij een woningsluiting voor een periode van zes maanden niet passend vindt, gezien het tekort aan sociale huurwoningen in de gemeente Tilburg. De burgemeester heeft daarbij ook toegelicht dat hij voornemens is om zijn beleid op dit punt te wijzigen.
9.1.
Aan de voorzieningenrechter ligt ter beoordeling voor of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om tot sluiting van de woning over te gaan. Zij neemt daarbij de algemene maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, zoals weergegeven in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 [3] , in acht en beoordeelt de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de maatregel. De geschiktheid van de maatregel wordt door verzoekster niet betwist.
Is de woningsluiting noodzakelijk?
10. Verzoekster betwist de noodzaak van de woningsluiting. Verzoekster stelt dat die noodzaak niet meer bestaat, omdat de illegale situatie direct is geëindigd door de inbeslagneming van de opiaten, de vuurwapens en het geldbedrag. Daarbij stelt verzoekster ook dat haar zoon niet meer in de woning verblijft en dat hij daar ook niet ingeschreven staat. Ter zitting heeft verzoekster toegelicht dat zij niet op de hoogte is van de huidige woonplaats van haar zoon.
10.1.
De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in haar standpunt dat de noodzaak van de woningsluiting is weggenomen door de inbeslagname van de drugs, de wapens en het geldbedrag. De burgemeester heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat in onderhavig geval, gelet op de ernst en omvang van de overtreding, niet met een minder ingrijpend middel kon worden volstaan. Daarbij speelt een rol dat een grote hoeveelheid harddrugs in de woning is aangetroffen, alleen al aan cocaïne ruim 4.000 keer de maximaal gedoogde hoeveelheid voor eigen gebruik. Ook de aangetroffen attributen als vuurwapens, een geldtelmachine en een groot geldbedrag duiden op handel van drugs. Op basis van de informatie in de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester mogen concluderen dat de woning een rol vervulde in de keten van drugshandel en dat het noodzakelijk is dat deze keten wordt doorbroken. Verder heeft de burgemeester voldoende gemotiveerd dat sprake is van een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. De burgemeester heeft een kaartje overgelegd waarop het adres van verzoekster is ingetekend, en meerdere adressen die eerder (2019 -2024) zijn gesloten op grond van de Opiumwet. De hoeveelheid adressen in de wijk waarin de woning van verzoekster staat en in omliggende wijken, maakt dat er van een voor drugscriminaliteit kwetsbare omgeving kan worden gesproken. Dat sommige woningsluitingen al enkele jaren geleden hebben plaatsgevonden, maakt dat niet anders.
10.2.
De voorzieningenrechter acht het tijdsverloop tussen de doorzoeking van de woning op 18 juni 2024 en het bestreden besluit ook niet zodanig dat niet meer van een noodzaak tot woningsluiting kan worden gesproken. Tussen de doorzoeking en het uitbrengen van de bestuurlijke rapportage heeft vier maanden gezeten en de burgemeester heeft ongeveer vijf weken daarna zijn besluit bekendgemaakt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraken al meerdere keren overwogen [4] dat enig tijdsverloop ook nodig is met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, waarbij de betrokkene de gelegenheid wordt gegeven een zienswijze te geven op het voorgenomen besluit, zoals in het geval van verzoekster.
Is de woningsluiting evenwichtig?
11. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
11.1.
Verzoekster vindt dat haar geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Zij heeft aangevoerd, en op zitting nader toegelicht, dat zij van 11 juni 2024 tot en met 26 juni 2024 op vakantie was in Italië. Kort voor haar vertrek naar Italië is haar zoon weer bij haar ingetrokken en toen zij thuiskwam, had de doorzoeking plaatsgevonden en was haar zoon opgepakt.
De voorzieningenrechter volgt verzoekster daarin niet. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoekster als huurder van de woning, toezicht diende uit te oefenen op de woning. De burgemeester heeft in het bestreden besluit ook voldoende gemotiveerd waarom hij vindt dat verzoekster wel degelijk een verwijt kan worden gemaakt. De burgemeester heeft onder meer overwogen dat de bestuurlijke rapportage aanwijzingen bevat dat de overtreding van de Opiumwet zich niet alleen heeft voorgedaan in de periode waarin verzoekster in Italië verbleef, maar ook al daarvoor. Zo zijn er observaties uitgevoerd in de periode september 2023 tot half juni 2024, waaronder ook nachtelijke observaties, waaruit is gebleken dat de zoon veelvuldig korte bezoeken aan de woning van verzoekster bracht. Ook is er onderzoek gepleegd op de zendmasten bij de woning van verzoekster en de woning waarop de zoon stond ingeschreven, waaruit is gebleken dat de zendmast bij de woning van verzoekster 94.203 keer is aangestraald met de mobiele telefoons van haar zoon, en de woning waarop de zoon ingeschreven stond in dezelfde periode slechts 11.516 keer. De burgemeester heeft daarbij mee mogen wegen dat de drugs en de drugsgerelateerde goederen op algemene plekken verspreid door de woning zijn gevonden, in het zicht van verzoekster, en dat zij dus had kunnen of moeten weten dat deze goederen in haar woning aanwezig waren. Dat de zoon pas kort voor haar vertrek naar Italië is ingetrokken in de woning en dat de drugs en aanverwante goederen na haar vertrek naar Italië pas de woning zijn binnengebracht, is niet onderbouwd en is gelet op de onderzoeksbevindingen van de politie ook niet aannemelijk. De burgemeester heeft ook voldoende gemotiveerd meegewogen dat de onderzoeksbevindingen van de politie teruggaan tot 2020 en 2021 en dat uit het onderzoek blijkt dat de woning van verzoekster toen ook al gebruikt werd voor criminele activiteiten van de zoon. Overigens is verzoekster in het kader van het strafrechtelijk onderzoek zelf ook als verdachte aangemerkt van het overtreden van de Opiumwet en van witwassen. Dat die strafrechtelijke verdenking nog niet in rechte vaststaat, maakt niet dat dit niet mag worden meegewogen in het bestreden besluit.
11.2.
Duidelijk is dat de sluiting ingrijpende gevolgen heeft voor verzoekster. Die gevolgen zijn mogelijk niet beperkt tot de bestuursrechtelijke sluiting van de woning voor de periode van twee maanden. De woningsluiting kan ook leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en plaatsing op een zwarte lijst van woningcorporaties. De burgemeester heeft zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter terecht op het standpunt gesteld dat de civielrechtelijke gevolgen zich niet tegen een woningsluiting hoeven te verzetten. Daarbij heeft de burgemeester ook terecht erop gewezen dat Tiwos de huurovereenkomst ook zonder het bestreden besluit kan ontbinden en dat er in zoverre geen causaal verband bestaat tussen de bestuursrechtelijke woningsluiting en een eventuele ontbinding van de huurovereenkomst.
11.3.
Verzoekster heeft niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat zij geen familie of vrienden heeft waar zij tijdelijk kan verblijven en dat (tijdelijke) vervangende woonruimte ook niet beschikbaar is en/of dat zij daarvoor niet de financiële middelen zou hebben. De burgemeester heeft in het bestreden besluit terecht erop gewezen dat hij in zijn voornemen verzoekster specifiek heeft verzocht om hem een compleet beeld te verschaffen van haar persoonlijke situatie. Verzoekster heeft in haar zienswijze echter geen inzicht gegeven in haar financiële situatie of in haar pogingen om vervangende woonruimte te vinden. Ook ter zitting is verzoekster bij stellingen gebleven, zonder dat zij daarvan een onderbouwing heeft gegeven.
11.4.
Ten slotte is niet gebleken dat verzoekster een dusdanig bijzondere binding heeft met de woning, dat zij niet elders kan verblijven. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij begin november een knieoperatie heeft ondergaan en stelt dat het voor haar revalidatie van belang is dat zij in haar vertrouwde omgeving is. De voorzieningenrechter acht voorstelbaar dat het de wens is van verzoekster om te kunnen revalideren in haar woning, maar niet gebleken is dat zij voor haar herstel van de woning afhankelijk is. De burgemeester heeft in redelijkheid kunnen overwegen dat niet is gebleken dat verzoekster voor haar herstel is aangewezen op haar woning of dat haar gezondheidsproblemen zullen verergeren als zij in een andere woning zou verblijven.
11.5.
Op basis van het voorgaande heeft de burgemeester naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid besloten om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om tot sluiting van de woning voor de duur van twee maanden over te gaan.
12. Het bestreden besluit zal naar verwachting kunnen standhouden in bezwaar.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
13.1.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 20 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Opiumwet
Artikel 2:
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
aanwezig te hebben;
te vervaardigen.
Artikel 3:
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
aanwezig te hebben;
te vervaardigen.
Artikel 13b, eerste lid:
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Cocaïne en MDMA staan vermeld op lijst I, hasj op lijst II.

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 3:4, tweede lid:
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 4:84:
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Voetnoten

1.Basisregistratie personen
2.Algemene wet bestuursrecht
4.bijvoorbeeld de uitspraak van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1251