ECLI:NL:RBZWB:2025:2336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
AWB 25_1351
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor tijdelijke ontsluitingsweg

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een vereniging tegen een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een tijdelijke ontsluitingsweg afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De omgevingsvergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout op 3 februari 2025, waartegen de vereniging bezwaar had gemaakt.

De voorzieningenrechter concludeert dat de vereniging niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Awb, omdat de statuten van de vereniging niet expliciet het behoud of de verbetering van archeologische waarden in het gebied als doelstelling hebben. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1351

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 april 2025 in de zaak tussen

[vereniging], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, het college
(gemachtigde: mr. J.A.M. van der Velden).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [de vergunninghouder] C.V. uit [plaats] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. J.A.M. van der Velden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen een omgevingsvergunning voor het gedeeltelijk aanleggen van een tijdelijk ontsluitingsweg voor het bedrijventerrein [locatie], gelegen tussen het bedrijventerrein [locatie] en de [straat]. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
1.2.
Met het bestreden besluit van 3 februari 2025 heeft het college de omgevingsvergunning verleend. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2.1.
Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Het derde lid bepaalt dat bij rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2.
Op het perceel is het omgevingsplan gemeente Oosterhout van toepassing. Het voorgaande bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Oosterhout 2022’ maakt onderdeel uit van het Omgevingsplan. Op grond van dat bestemmingsplan is aan de gronden de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ toegekend. Op grond van artikel 22, lid 22.4, onder a, onder 4, van de betreffende planregel is het verboden om zonder omgevingsvergunning wegen aan te leggen, voor zover deze 0,50 meter onder het maaiveld plaatsvinden en een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m2. Om die reden heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd en heeft het college deze verleend. De omgevingsvergunning beperkt zich dus tot het aanleggen van een weg in een gebied waar archeologische waarden gelden.
2.3.
In de statuten van eiseres is opgenomen voor welke doelen eiseres opkomt en op welke manieren zij haar doel tracht te bereiken. Hieruit volgt dat zij hoofdzakelijk tot doel heeft het opkomen voor en bevorderen van duurzame ontwikkeling tussen de mens en zijn omgeving, met daarbij een speciale zorg voor de natuur, landschap en het milieu in het geografische gebied van Oosterhout en aangrenzende gemeenten inclusief de effecten die op Natura 2000-gebieden ontstaan, die het gevolg zijn van activiteiten die in Oosterhout en aangrenzende gemeenten plaatsvinden. Zij heeft daarnaast onder meer tot doel het behouden en het verbeteren van de natuur-, de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden, de flora en fauna, de kwaliteit van het milieu waaronder de lucht, de bodem, het water, de gezondheid van mensen en een goede ruimtelijke ordening.
2.4.
Uit de statuten volgt dat zij niet expliciet tot doel heeft het behouden of verbeteren van de archeologische waarden in het gebied. Om die reden is zij niet aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.