ECLI:NL:RBZWB:2025:2332
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging
Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/2856, waarin belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, beroep heeft ingesteld tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting over de jaren 2018 tot en met 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde geen machtiging heeft ingediend om namens belanghebbende op te treden. De rechtbank heeft de gemachtigde in een eerdere brief verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat het adres van belanghebbende onjuist is, aangezien alle correspondentie naar dat adres is verzonden en daar ook is getekend voor ontvangst.
De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat het indienen van een machtiging essentieel is voor iemand die namens een ander beroep instelt. Het ontbreken van deze machtiging leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen verontschuldigingen zijn voor het niet tijdig indienen van de machtiging, en dat het beroep daarom niet inhoudelijk kan worden beoordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.