Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beslissing
onbevoegd kennis te nemen van de tenlastelegging.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de tenlastelegging in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van voorwerpen om bankhelpdeskfraude te plegen. De verdachte en zijn raadsman waren niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de relatieve competentie beoordeeld aan de hand van de artikelen 2 tot en met 6 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie stelde dat de rechtbank bevoegd was, maar de verdediging betwistte dit. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde feit niet in het arrondissement Zeeland-West-Brabant was begaan en dat de verdachte niet in dit arrondissement woonde of verbleef. Ook was er geen ander feit op de tenlastelegging dat raakvlakken had met het arrondissement. De rechtbank oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren voor relatieve competentie en verklaarde zich onbevoegd om de zaak te behandelen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, maar de voorzitter en een van de rechters waren niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.