ECLI:NL:RBZWB:2025:2308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
02-003674-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een veelpleger na vernieling van eigendommen

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 januari 2025 in Bergen op Zoom een ruit en een barkruk heeft vernield. De verdachte, geboren in 1983 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, werd bijgestaan door raadsman mr. K.R. Verkaart. Tijdens de zitting op 4 april 2025 heeft de officier van justitie, mr. F. van Peski, de verdenking toegelicht, waaruit bleek dat de verdachte het feit heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft het feit bekend, wat leidde tot een bewezenverklaring van de vernieling.

De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve veelpleger is met een uitgebreid strafblad en dat eerdere behandelingen niet hebben geleid tot gedragsverandering. De ISD-maatregel is noodzakelijk om de verdachte te helpen en recidive te voorkomen.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, NS Groep N.V., een schadevergoeding van € 982,98 gevorderd voor de vernielde ruit. De rechtbank heeft deze vordering integraal toegewezen, omdat de schade voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vernieling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-003674-25
vonnis van de meervoudige kamer van 18 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht,
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 april 2025, waarbij de officier van justitie mr. F. van Peski en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 januari 2025 in Bergen op Zoom een ruit en een barkruk heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit gepleegd heeft.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, nu verdachte bekent, de rechtbank tot een bewezenverklaring van het feit kan komen en refereert zich aan haar oordeel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 6 januari 2025 te Bergen op Zoom opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en een barkruk,
die aan NS en/of een ander toebehoorden, heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Op 6 januari 2025 heeft verdachte met een barkruk een ruit van het treinstation in Bergen op Zoom ingeslagen en daarna de barkruk op de grond gegooid. Daardoor zijn zowel de barkruk als de ruit vernield. Verdachte heeft daarmee voor overlast en onrust op het station gezorgd. Goed voorstelbaar is dat hij met zijn handelen ook een gevoel van onveiligheid heeft veroorzaakt bij aanwezige omstanders. Verder heeft verdachte schade voor de eigenaar van de vernielde barkruk en ruit veroorzaakt. Met zijn handelen heeft hij blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen.
ISD-maatregel?
Ter beoordeling ligt de vraag voor of oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte mogelijk en noodzakelijk is.
De ISD-maatregel is erop gericht om actieve veelplegers voor de duur van maximaal twee jaar op te sluiten, waardoor het de veelpleger onmogelijk wordt gemaakt om het criminele gedragspatroon voort te zetten. De ISD-maatregel onderbreekt de vicieuze cirkel van opsluiting – invrijheidstelling – veroordeling. Gedurende de periode van de ISD-maatregel wordt de maatschappij beschermd tegen het criminele gedrag van de veelpleger. Daarnaast biedt de ISD-maatregel mogelijkheden om door een hulpverleningstraject aan gedragsverandering te werken om herhaling in de toekomst te voorkomen.
Persoon van verdachte
Het strafblad van verdachte is uitgebreid en hieruit blijkt dat hij gedurende de afgelopen drie jaar (weer) vaak met politie en justitie in aanraking is gekomen. Dat was vooral voor vermogensfeiten, zoals (winkel)diefstallen. Dat zijn overlastgevende feiten, net als het onderhavige feit.
Uit het reclasseringsadvies van 26 maart 2025 blijkt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit onder invloed was van cannabis. Daarnaast is bij hem sprake van psychische kwetsbaarheid. Deze kwetsbaarheid in combinatie met zijn middelengebruik had invloed op zijn gedrag. Verdachte heeft geen beschermende factoren (zoals een stabiele woonsituatie of een steunend sociaal netwerk). Eerdere behandelingen en interventies van de reclassering hebben onvoldoende geleid tot gedragsverandering en vermindering van de kans op recidive. Die kans blijft volgens de reclassering hoog tot op heden. De reclassering heeft onderzocht of er binnen een vrijwillig zorgkader mogelijkheden zijn voor verdachte, maar dat is niet het geval. Alleen behandeling in een gedwongen kader is een optie. Er is ook gekeken naar de mogelijkheid van een klinische opname binnen bijzondere voorwaarden, maar het is niet mogelijk gebleken daar een indicatie voor te krijgen. Daarvoor is recente uitgebreide diagnostiek nodig en dat was niet haalbaar met de beschikbare informatie en de kwetsbaarheid van verdachte. De ISD-maatregel is volgens de reclassering de enige optie.
Ter zitting heeft deskundige [naam 1] , reclasseringswerker bij Novadic-Kentron, het advies toegelicht. Verdachte kampt met complexe problematiek. Uitgebreid en gedegen diagnostiek is nodig om de juiste behandeling te kunnen bepalen voor verdachte. Deze diagnostiek kan plaatsvinden binnen een ISD-maatregel. Het formuleren van passende bijzondere voorwaarden om het recidiverisico te verlagen, is niet mogelijk gebleken, mede gelet op het gebrek aan beschermende factoren bij verdachte. Eerdere trajecten met verdachte zijn mislukt. Daarnaast was het niet mogelijk om het benodigde diagnostische onderzoek te verrichten tijdens het voorarrest, waardoor er geen indicatie kon worden verkregen voor een klinische opname. De reclassering ziet dan ook geen enkele andere mogelijkheid dan de ISD-maatregel.
Is de ISD-maatregel mogelijk?
De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de ISD-maatregel. Het begane feit betreft een misdrijf waarvoor op grond van artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal onherroepelijk wegens een misdrijf is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Bovendien is het onderhavige feit begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen en moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Er is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Gelet op de door verdachte in het verleden gepleegde strafbare feiten en de hoge kans op herhaling, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Dit betekent dat opleggen van de ISD-maatregel wettelijk mogelijk is.
Is de ISD-maatregel noodzakelijk?
De ISD-maatregel is niet alleen wettelijk mogelijk, maar naar het oordeel van de rechtbank ook noodzakelijk. Ter zitting zijn alternatieven voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel uitgebreid besproken. Gelet op wat er in het eerdergenoemde reclasseringsadvies staat en de toelichting daarop ter zitting, is de rechtbank ervan overtuigd dat het van groot belang is dat verdachte goed wordt onderzocht en vervolgens de juiste behandeling en hulpverlening krijgt om recidive in de toekomst te voorkomen. In het kader van bijzondere voorwaarden is dit niet mogelijk. Dit kan wel plaatsvinden binnen de ISD-maatregel. Op die manier is de kans het grootst dat verdachte zijn gedrag structureel kan veranderen en dat hij na afloop van de ISD-maatregel niet opnieuw de fout in gaat. Verdachte heeft ter zitting gezegd dat hij tot het vernielen van de ruit en kruk kwam doordat het niet goed met hem ging. Hij wil de ISD-maatregel aangrijpen om zijn leven op te pakken. Hij vreest dat het hem anders niet gaat lukken.
Conclusie
Alles afwegende ziet de rechtbank de ISD-maatregel als enige mogelijkheid om verdachte de nodige behandeling en structuur te bieden en het delictpatroon van verdachte te kunnen doorbreken. De rechtbank acht de oplegging van de ISD-maatregel voor twee jaar noodzakelijk. De tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht, wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij NS Groep N.V. vordert een schadevergoeding voor de vernielde ruit van € 982,98.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit gepleegd heeft. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig gehandeld heeft tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde partij stelt dat zij materiële schade heeft geleden. Zij vordert de herstelkosten van de vernielde ruit. Omdat de vordering is onderbouwd met een factuur en de gestelde omvang van de schade niet is betwist, zal de rechtbank de vordering integraal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente.
De toegewezen schade staat in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De totale toe te wijzen schadevergoeding komt op € 982,98. De rechtbank zal de rente toewijzen vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 6 januari 2025. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom niet passend.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij NS Groep N.V. van € 982,98 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 januari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 april 2025.
Mr. drs. J.M.J.C. Paijmans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 6 januari 2025 te Bergen op Zoom
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of een barkruk, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan NS en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )