ECLI:NL:RBZWB:2025:2306

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
AWB 25_1942
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake evenementenvergunning voor een markt in de gemeente Sluis

Op 17 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, die elk een winkel of horecagelegenheid exploiteren in de gemeente Sluis, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders om een evenementenvergunning te verlenen voor het houden van een Paas-, Hemelvaart- en Pinkstermarkt op 20 april, 29 mei en 8 juni 2025. De vergunninghouder had op 10 januari 2025 een evenementenvergunning aangevraagd, die op 27 maart 2025 werd verleend. Verzoekers vorderden schorsing van dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het evenement niet onder de APV valt, maar onder de Marktverordening, en dat het college het verkeerde besluit heeft genomen.

Tijdens de zitting op 17 april 2025 heeft de voorzieningenrechter de belangen van verzoekers en verweerders afgewogen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de eerste markt op 20 april, maar niet voor de daaropvolgende markten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Paasmarkt niet door het college is ingesteld en dat het daarom geen markt in de zin van de Marktverordening is, maar een evenement. Dit leidde tot de conclusie dat de aanvraag voor de evenementenvergunning niet op basis van de Marktverordening kon worden afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de weigeringsgronden in de APV niet limitatief zijn en dat andere gronden ook aanleiding kunnen geven tot weigering. Hoewel verzoekers problemen met hinder, overlast en verkeersveiligheid aanvoerden, was er geen bewijs dat deze problemen zich daadwerkelijk zouden voordoen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1942
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 april 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker 1] B.V.
[verzoeker 2] B.V.
[verzoeker 3] B.V.
[verzoeker 4]
[verzoeker 5]
[verzoeker 6]
[verzoeker 7] B.V.
[verzoeker 8] B.V.
[verzoeker 9] B.V.
[verzoeker 10] B.V.
[verzoeker 11] B.V.
uit [plaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. B.J.W. Walraven),
en
de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, hierna: verweerders
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [de vergunninghouder] (de vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit dat verweerders hebben genomen over het houden van een Paas-, Hemelvaart- en Pinkstermarkt op het [locatie] te [plaats] .
1.1.
Verzoekers exploiteren ieder een winkel of horecagelegenheid aan [locatie] te [plaats] , op [locatie] . Vergunninghouder is voornemens om een
Paas-, Hemelvaart- en Pinkstermarkt te organiseren op [locatie] op 20 april, 29 mei en 8 juni 2025 van 09:00 uur tot 17:00 uur. De opbouw vindt plaats vanaf 07:00 uur en de afbouw tot 19:00 uur. Op 10 januari 2025 heeft vergunninghouder daar op grond van artikel 2.25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Sluis (hierna: de APV) een evenementenvergunning voor aangevraagd.
1.2.
Bij het bestreden besluit van 27 maart 2025 heeft de burgemeester die vergunning verleend. Daarbij heeft het college ook een ontheffing op grond van artikel 2, eerste lid, van de Zondagswet verleend voor het houden van evenementen op de zondag. Met dit besluit heeft het college daarnaast toestemming verleend voor het tijdelijk plaatsten van 15 aankondigingsborden voor het promoten van de markten, en voor het gebruik van gemeentelijk materiaal te weten de stroomkast op [locatie] . Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Verzoekers hebben verzocht om schorsing van het besluit tot verlening van een evenementenvergunning en een ontheffing.
1.4.
De vergunninghouder heeft schriftelijk gereageerd op dit verzoek.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens verzoekers deelgenomen: de gemachtigde van verzoekers en
[persoon 1] (voor [verzoeker 3] B.V) en [persoon 2] (voor [verzoeker 7] B.V.). Het college heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door [persoon 3] en [persoon 4] . Voor de derde-partij is [persoon 5] verschenen.
1.6.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt hij uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college en de vergunninghouder die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoekers als volgt af.
3.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat ten minste één, of meerdere, van verzoekers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Het is niet aan de voorzieningenrechter om zich op dit moment uit te laten over de vraag of alle verzoekers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden. Het is aan de adviescommissie voor bezwaarschriften van de gemeente Sluis en aan het desbetreffende bestuursorgaan om dit verder te beoordelen in de bezwaarprocedure. Hiermee komt de voorzieningenrechter toe aan een inhoudelijk oordeel.
3.3.
De eerste markt zal worden gehouden op zondag 20 april 2025. Daarbij stelt de voorzieningenrechter vast dat sprake is van een spoedeisend belang. Voor de overige markten op 29 mei en 8 juni 2025 is het spoedeisend belang niet komen vast te staan. Het antwoord op die vraag zal afhangen van of verweerders op tijd, dus vóór de markten op
29 mei en 8 juni, een beslissing op bezwaar neemt. De overwegingen die de voorzieningenrechter in zijn mondelinge uitspraak gebruikt kunnen wel worden meegenomen bij de beoordeling van de daaropvolgende evenementen.
3.4.
De belangrijkste grond van verzoekers is dat er geen sprake is van een evenement in de zin van de APV, maar van een markt in de zin de Marktverordening gemeente Sluis 2020 (hierna: de Marktverordening). Dat wil zeggen dat op basis van de verkeerde regelgeving het verkeerde bestuursorgaan het bestreden besluit heeft genomen.
Ingevolge artikel 1, onder b, van de Marktverordening wordt onder markt verstaan: een door het college ingestelde warenmarkt. De voorzieningenrechter stelt vast dat de Paasmarkt niet door het college is ingesteld. Daarbij is het, anders dan verzoekers betogen, ook geen warenmarkt. Gelet hierop is geen sprake van een markt zoals bedoeld in de Marktverordening, maar van een evenement. Dit brengt met zich mee dat de uitzonderingsregel in de APV – dat markten géén evenementen zijn – hier niet aan de orde is. De grond slaagt niet.
3.5.
De voorzieningenrechter ziet zich gesteld voor de vraag of de weigeringsgronden uit artikel 2.25 van de APV limitatief zijn bedoeld. Op basis van de bewoordingen van de APV en hetgeen ter zitting verhandeld is, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat deze weigeringsgronden weliswaar als de belangrijkste moeten worden beschouwd, maar niet als limitatief zijn bedoeld. Dit betekent dat ook andere gronden dan die expliciet in
artikel 2.25 van de APV zijn opgenomen, aanleiding kunnen geven tot weigering van een evenementenvergunning.
Verzoekers hebben met name gewezen op allerlei problemen in het kader van hinder, overlast, openbare orde en veiligheid, en meer specifiek de verkeersveiligheid. Hoewel niet valt uit te sluiten dat dergelijke problemen zich kunnen voordoen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat thans niet vaststaat dat die problemen zich ook zullen gaan voordoen. Bij de beoordeling van de aanvraag voor de evenementenvergunning hebben verweerders zich laten adviseren door de politie en de Veiligheidsregio Zeeland. Deze instanties hebben een positief advies uitgebracht ten aanzien van het houden van de evenementenmarkt op [locatie] . Zij hebben geen ernstige risico’s vastgesteld en hebben in elk geval geen reden gezien om de aanvraag af te wijzen. De voorzieningenrechter gaat uit van hun veronderstelde deskundigheid op dit terrein.
3.6.
Verzoekers hebben voorts aangevoerd dat het houden van de Paasmarkt op [locatie] in strijd is met het omgevingsplan. De voorzieningenrechter overweegt dat, voor zover artikel 2.25 van de APV al ruimte biedt om strijd met het omgevingsplan als weigeringsgrond aan te merken, dit geen zwaarwegende of expliciete weigeringsgrond betreft. In dit geval kan het echter wel op de achtergrond in de beoordeling meewegen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen sprake van evidente strijd met het geldende bestemmingsplan. De markt betreft een incidentele activiteit die op één dag plaatsvindt. Het staat voor de voorzieningenrechter niet vast dat het bestemmingsplan deze incidentele activiteit verbiedt. Het kan aldus geen reden vormen om het bestreden besluit te schorsen.
3.7.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet, of niet in de voorgeschreven vorm, is voldaan aan de in de evenementenvergunning opgenomen informatieplicht. Het gaat daarbij uitsluitend om een (tijdige) informatieplicht en dus niet ook een verplichting tot overleg. Hoewel sprake is van een gebrek, acht de voorzieningenrechter dit niet van dusdanige aard dat daarom het bestreden besluit geschorst moet worden.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025 door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Wilbrink, griffier. De griffier is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.