ECLI:NL:RBZWB:2025:23

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
02-216382-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring feitelijke aanranding van de eerbaarheid met voorwaardelijke taakstraf

Op 2 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 december 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. J.A. Castelein, en de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De tenlastelegging betrof een incident op 11 juli 2023, waarbij de verdachte de aangeefster, een minderjarig meisje, zou hebben gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en haar vriendin als voldoende bewijs beschouwd voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte heeft de aangeefster betast op haar schouder, borsten en bovenbenen, en dit gebeurde op een onverwachte manier, wat volgens de rechtbank als dwang kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van geweld en bedreiging met geweld, maar het primair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen verklaard.

Wat betreft de strafbaarheid van de verdachte, heeft de verdediging aangevoerd dat hij in een psychose verkeerde tijdens het delict, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor volledige ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en heeft besloten om een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-216382-23
vonnis van de meervoudige kamer van 2 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [datum 1] 1974 te [plaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. M.J.F. Zoeteweij, advocaat te Vlissingen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 december 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie
mr. J.A. Castelein en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 11 juli 2023 in [plaats] [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
subsidiair ten laste gelegd als het met [slachtoffer] , die toen nog geen zestien jaar oud was, plegen van ontuchtige handelingen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, gepleegd door middel van een andere feitelijkheid. Partiële vrijspraak moet volgen voor geweld of bedreiging met geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat in het dossier onvoldoende overtuigend bewijs zit om het aanraken van de schouder of het bovenbeen, laat staan de borsten en bovenbenen, bewezen te verklaren. Voor het primaire feit geldt bovendien dat de vereiste dwang en dwangmiddelen niet overtuigend te bewijzen zijn en ook om deze reden vrijspraak moet volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op 11 juli 2023 is verdachte naast aangeefster en een vriendin van haar op een bankje in [plaats] gaan zitten. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte op enig moment zijn rechterhand op haar schouder legde en met zijn rechterhand via haar borsten naar haar benen bewoog. Hij stopte op de bovenkant van haar rechterbeen. Ook haar vriendin verklaart dat verdachte de borsten van aangeefster heeft aangeraakt.
Wat betreft het bewijs in zedenzaken is niet vereist dat de ontucht zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, mits de verklaring van de aangever maar op specifieke punten bevestiging vindt in het overige bewijsmateriaal en tussen een en ander niet een te ver verwijderd verband bestaat.
De rechtbank ziet in dit geval voldoende steun voor de verklaring van aangeefster in de verklaring van haar vriendin, maar ook in de verklaring van verdachte zelf die over sommige gebeurtenissen en gespreksonderwerpen gelijkluidend verklaart als aangeefster en de getuige. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van aangeefster en stelt vast dat verdachte aangeefster heeft betast aan haar schouder, borsten en bovenbenen.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat de dwang in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van dien aard moet zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken. Van dwang tot het dulden van seksuele handelingen kan ook sprake zijn als de betrokkene zich door het onverhoedse karakter van het handelen van de verdachte daartegen niet heeft kunnen verzetten.
De rechtbank stelt vast dat het betasten door verdachte voor aangeefster onverhoeds gebeurde en voor haar onvermijdelijk was, en dat daarmee sprake is van dwang als bedoeld in artikel 246 Sr. Aangeefster was hier in het geheel niet op bedacht en hoefde dit ook niet te zijn. De rechtbank acht daarmee sprake van dwang door een andere feitelijkheid en zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde geweld en de bedreiging met geweld.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 juli 2023 te [plaats] , gemeente Sluis, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van de schouder en borsten en bovenbenen van die [slachtoffer] en bestaande die andere feitelijkheid uit het naast die [slachtoffer] gaan zitten en het onverhoeds betasten van de schouder en borsten en bovenbenen van die
[slachtoffer].
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat aangenomen mag worden dat verdachte op 11 juli 2023 in een psychose zat. Daardoor is sprake van een situatie als omschreven in artikel
39 Sr en kan zijn gedrag niet aan hem worden toegerekend zodat hij niet strafbaar is. Verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit wat er feitelijk is gebeurd en wat verdachte zelf heeft verklaard, blijkt dat hij niet de volledige grip op de realiteit kwijt is geweest. Verdachte is meer dan gemiddeld ontremd geweest, maar dat betekent niet dat hij niet strafbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat verdachte wegens zijn psychische problematiek volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Daar is geen onderzoek naar gedaan. De rechtbank stelt vast dat uit de stukken in het dossier, waaronder ook de verklaring van verdachte zelf, weliswaar blijkt dat hij ontremd en dissociatief gedrag heeft vertoond, maar uit deze stukken blijkt eveneens dat verdachte zich voldoende bewust was van de situatie. Zo benoemt verdachte in zijn verklaring specifieke feiten die ook terugkomen in de verklaringen van aangeefster en de getuige. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, hoewel mag worden aangenomen dat het handelen van verdachte werd beïnvloed door zijn stoornis, geen sprake is van gehele ontoerekeningsvatbaarheid.
Verdachte is daarom strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat de stoornis van verdachte maakt dat een gevangenisstraf of werkstraf decompenserend zal werken, waardoor de kans groot is dat hij opnieuw in een
psychose komt. Verdachte kan een geldboete betalen, maar de geëiste voorwaardelijke taakstraf is een goede stok achter de deur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het betasten van de schouder, borsten en bovenbenen van een 15-jarig meisje. Ontuchtige handelingen, van welke aard en intensiteit en onder welke omstandigheden ook, vormen een inbreuk op de lichamelijke integriteit van een slachtoffer daarvan. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Hij heeft zich hierbij laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en geen rekening gehouden met de gevoelens van aangeefster. Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen daar nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van ondervinden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een zedenfeit is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de berichten over verdachte van de heer [medewerker] van [ggz-instelling] en begeleider van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte een teruggetrokken man is die veel op zichzelf is en niet of nauwelijks in contact met anderen staat. Hij is gediagnostiseerd met een schizo- affectieve stoornis van het manisch-depressieve type en een paranoïde-persoonlijkheidsstoornis. Hij is niet graag in de omgeving van anderen. In de periode voorafgaand aan het onderhavige feit is meerdere keren gezien dat verdachte in zichzelf gekeerd was. Hij was veel aan het lachen en kwam psychotisch over. Vanuit de beschermde woonvorm [plaats] kwamen er meerdere signalen dat men zich zorgen maakte om hem. Op 29 augustus 2023 is verdachte naar [ggz-instelling] gebracht en vervolgens vrijwillig opgenomen. Van verdachte is bekend dat hij na een psychose in een forse depressie kan geraken. Een taakstraf of gevangenisstraf is een belemmerende factor in het kader van zijn behandeling. Hierdoor kan veel stress ontstaan met het risico op psychotisch geraken en een traumatische ervaring erbij. Mogelijk volgt dan ook opnieuw een opname in de kliniek van [ggz-instelling] .
De rechtbank ziet in het voorgaande, gelet op de toestand waarin verdachte zich in de periode van het bewezen verklaarde feit bevond, aanleiding het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is en recht doet aan de situatie van verdachte. Zij zal aan verdachte opleggen een geheel voorwaardelijke taakstraf van 120 uur met een proeftijd van 2 jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Lequin, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 januari 2025.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te [plaats] , gemeente Sluis,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, bestaande uit het betasten van de schouder en/of borsten en/of
bovenbenen van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld en/of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
uit het naast die [slachtoffer] gaan zitten en het onverhoeds betasten van de schouder
en/of borsten en/of bovenbenen van die [slachtoffer] ;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks de periode 11 juli 2023 te [plaats] , gemeente Sluis, in elk geval
in Nederland, met [slachtoffer] , geboren [datum 2] 2007, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de schouder en/of borsten en/of
bovenbenen van die [slachtoffer] .
( art 247 Wetboek van Strafrecht )