ECLI:NL:RBZWB:2025:2286

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
12-000029-02
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van een betrokkene met ernstige psychische stoornissen en recidivegevaar

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1983, die momenteel verblijft in een tbs-instelling. De officier van justitie had op 5 maart 2025 een vordering ingediend tot verlenging van de tbs met twee jaar, gebaseerd op het advies van de tbs-instelling. De rechtbank constateert dat de tbs-maatregel op 29 april 2004 is ingegaan, na een veroordeling voor twaalf zedendelicten, waaronder verkrachting. De rechtbank heeft de procesgang en de relevante stukken in overweging genomen, waaronder het advies van de tbs-instelling dat de verlenging van de tbs noodzakelijk is vanwege het aanhoudende recidivegevaar en de ernst van de psychische stoornissen van de betrokkene. Tijdens de zitting is de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, en is het standpunt van de officier van justitie besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene nog aan het begin staat van zijn resocialisatietraject en dat er geen zicht is op een voorwaardelijke beëindiging van de tbs op korte termijn. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de tbs met twee jaar verlengd, waarbij de belangen van de maatschappij en de veiligheid van anderen voorop staan. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om de zaak aan te houden afgewezen, omdat de tbs-instelling nog geen aanvraag voor een verloftraject had ingediend en de situatie van de betrokkene nog niet voldoende was verbeterd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 12-000029-02
beslissing van de meervoudige kamer van 17 april 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene] ,
geboren [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de [kliniek] , [locatie] ,
hierna: betrokkene.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 5 maart 2025, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid, van 30 januari 2024 tot 19 maart 2024, van 20 maart 2024 tot 8 oktober 2024, en van 9 oktober 2024 tot
7 januari 2025;
- het rapport van de [kliniek] (hierna: de tbs-instelling) van 27 februari 2025, waarin het advies van de tbs-instelling is vermeld, te weten verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar.

2.De procesgang

Bij beslissing van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 29 maart 2004 is betrokkene wegens twaalf zedendelicten, waaronder verkrachting, veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en tbs met verpleging van overheidswege.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 29 april 2004 aangevangen.
De tbs is bij beslissing van deze rechtbank van 5 juli 2023 verlengd voor een termijn van twee jaren.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 3 april 2025 is de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ‘s-Gravenhage.
Voorts is gehoord als [deskundige] , psycholoog en hoofd behandeling.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar.
De tbs-instelling heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. Betrokkene is gediagnosticeerd met een beperkte neurocognitieve stoornis, antisociale persoonlijkheidstrekken, een ongespecificeerde parafiele stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol (beide al langdurig in remissie).
Twee reguliere tbs-behandelpogingen zijn mislukt wegens gebrek aan zicht op de seksuele belevingswereld en risicofactoren. Hierdoor lukt het niet om verlofvrijheden op te bouwen. Daarnaast is de tbs-maatregel tweemaal contrair beëindigd. Deze voorwaardelijke beëindigingen liepen spaak, omdat betrokkene zich niet aan de afspraken hield. Bovendien werd hij tijdens beide voorwaardelijke beëindigingen verdacht van nieuwe strafbare feiten, al werd hij hier niet voor veroordeeld. Betrokkene werd vervolgens begin 2024, in het kader van een strak gekaderde, derde (en laatste) behandelpoging, binnen een reguliere leefgroep van FPC [kliniek] opgenomen. Indien deze behandelpoging niet succesvol blijkt, zal de LFPZ in beeld komen.
Het patroon van ruis rondom de betrouwbaarheid en het gedrag van betrokkene wordt ook binnen de [kliniek] gezien. Zo zijn er sterke vermoedens dat hij zich seksueel grensoverschrijdend heeft opgesteld naar een kwetsbare vrouwelijke medepatiënte (grooming). Naar aanleiding van deze situatie kan betrokkene zich enkel nog begeleid door de kliniek bewegen. Er is neurocognitief onderzoek verricht waaruit is gebleken dat er bij betrokkene sprake is van een ernstig sociaal cognitief defect. Het gevonden defect zet de kernproblematiek en het regelovertredende gedrag van betrokkene in een nieuw licht. Er moet worden gewerkt vanuit het handicapmodel, waarbij externe structuur, duidelijke richtlijnen en gerichte ondersteuning essentieel zijn om zijn functioneren in sociale situaties te reguleren. Het behandelingsteam is voornemens om begeleid verlof voor betrokkene aan te vragen.
De verwachting is dat het vormgeven van een passend resocialisatietraject de nodige voeten in de aarde zal hebben. Het externe risicomanagement zal zorgvuldig moeten worden vormgegeven en vrijheden zullen gefaseerd en gestructureerd moeten worden uitgebouwd. De verwachting is dat het traject met vallen en opstaan zal verlopen, ook omdat het risico op overvraging op de loer blijft liggen gezien de verbale en praktische vaardigheden van betrokkene. Hierbij wordt het verblijf in de kliniek gezien als essentieel vangnet om de risico’s hanteerbaar te houden. Al met al kan worden gesteld dat betrokkene nog aan het begin staat van zijn resocialisatietraject en dat niet de verwachting is dat er binnen één jaar kan worden toegewerkt naar een voorwaardelijke beëindiging. Bij directe beëindiging van de tbs met dwangverpleging wordt het risico op seksueel delictgedrag als hoog ingeschat. De tbs-instelling heeft daarom een verlenging van de tbs met een duur van twee jaar geadviseerd.
Ter zitting heeft de deskundige daaraan nog het volgende toegevoegd. Tijdens de zorgconferentie op 11 maart 2025 is door betrokkene hetzelfde standpunt uitgedragen als ter zitting. De tbs-instelling is gebleven bij het standpunt zoals opgenomen in het advies. Gelet op het neurodefect is het risico op overschatting aanwezig en daarom is een goed risicomanagement nodig. Voorwaardelijke beëindiging is nu en ook volgend jaar nog niet reëel. Het is belangrijk om het verloftraject nu goed vorm te geven en geen overhaaste beslissingen te nemen, want als het misgaat komt de LFPZ in beeld.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met twee jaar te verlengen gebleven, gelet op het advies van de tbs-instelling. Er wordt nog voldaan aan het gevaarscriterium, omdat er weinig zicht is op de kernproblematiek en het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Een gefaseerd verloftraject is nodig, ook om de maatschappij te beveiligen.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat het de afgelopen twee jaar goed is gegaan en dat hij het niet eens is met het advies van de tbs-instelling. Hij is van mening dat de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd kan worden onder dezelfde voorwaarden als de laatste keer.
De verdediging heeft primair verzocht de zaak aan te houden om de reclassering opdracht te geven een maatregelenrapport op te laten maken met het oog op een voorwaardelijke beëindiging. Met de kennis van nu over het neuropsychologisch defect kan de vraag worden gesteld of betrokkene recht is gedaan in de afgelopen 20 jaar. Hij verdient het voordeel van de twijfel. Daarbij komt dat de proportionaliteit van de duur van de maatregel steeds zwaarder drukt.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit de tbs-maatregel met één jaar te verlengen.

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat zij in eerste aanleg
kennis heeft genomen van de misdrijven ter zake waarvan de tbs is gelast.
De vordering is tijdig, dat wil zeggen niet eerder dan twee maanden en niet later dan één
maand voor het tijdstip waarop de tbs door tijdsverloop zou eindigen, ingediend. De officier
van justitie is ontvankelijk in de vordering.
De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen dat eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Gelet op het advies van de tbs-instelling wordt nog steeds voldaan aan dit wettelijke criterium.
De tbs-instelling en de verdediging hebben uiteenlopende standpunten over het vervolg van het tbs-traject. Het primaire verzoek van de verdediging acht de rechtbank prematuur, gelet op de omstandigheid dat door de tbs-instelling nog geen aanvraag is ingediend bij het ministerie voor de eerste stap in het gehele verloftraject. Daarbij komt dat in de afgelopen periode uit neuropsychologisch onderzoek naar voren is gekomen dat bij betrokkene sprake is van een ernstig sociaal cognitief defect. Door de tbs-instelling is gelet daarop nu gestart met het werken vanuit het handicap-model, een aanpak die nog niet eerder in het tbs-traject van betrokkene is toegepast en waarvan de resultaten nog niet duidelijk zijn. Volgens de tbs-instelling zal het resocialisatietraject gefaseerd en gestructureerd moeten worden doorlopen. De rechtbank gaat ervan uit dat mogelijke resultaten van het werken volgens het handicap-model een rol zullen spelen in het vormgeven van het resocialisatietraject.
De rechtbank acht het van belang dat het nog vorm te geven resocialisatietraject zo zorgvuldig mogelijk wordt uitgevoerd, gelet op het verloop van eerdere voorwaardelijke beëindigingen en op de stand van zaken na meer dan 20 jaar tbs waarbij de mogelijkheid van overplaatsing naar een LFPZ-afdeling bestaat als het resocialisatietraject nu ongunstig zou verlopen. Gezien laatstgenoemde mogelijkheid heeft betrokkene er het grootste belang bij dat het vorm te geven resocialisatietraject slaagt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het door de tbs-instelling beoogde stapsgewijs uitbouwend resocialisatietraject de grootste kans van slagen heeft en daarbij past niet (het inzetten op) een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op dit moment.
De rechtbank zal het primaire verzoek van de verdediging daarom afwijzen.
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van de verdediging overweegt de rechtbank dat
als uitgangspunt geldt dat de tbs verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van betrokkene in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van twee jaren.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Volgens de tbs-instelling staat betrokkene nog aan het begin van zijn resocialisatietraject, waarbij het niet de verwachting is dat er binnen één jaar kan worden toegewerkt naar een voorwaardelijke beëindiging. De rechtbank zal gelet hierop de tbs-maatregel verlengen met twee jaar.
De tbs is ingegaan op 29 april 2004 en loopt inmiddels 21 jaar. De indexdelicten zijn twaalf zedendelicten, waaronder verkrachting. De rechtbank is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van betrokkene en die van de maatschappij de belangen van betrokkene, naarmate de maatregel langer duurt, steeds zwaarder dienen te wegen. Bij deze afweging dient niet alleen het tijdsverloop, maar ook de ernst van de stoornis en het recidivegevaar in aanmerking te worden genomen. Volgens de tbs-instelling wijzen de indexdelicten op een interesse in niet-consensuele seks of op zijn minst een duidelijke desinteresse in consent. Omdat betrokkene de indexdelicten altijd heeft ontkend is het inzicht hierin beperkt gebleven. Daardoor is een effectieve behandeling van de kernproblematiek gedurende al die jaren niet van de grond gekomen. Volgens de tbs-instelling is het risico op seksueel delictgedrag hoog als de tbs-maatregel nu zou stoppen. Daarbij komt dat het resocialisatietraject nog moet beginnen en dat er op dit moment geen alternatieve behandelvorm geschikt is om het recidiverisico voldoende te beperken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan.

7.De beslissing.

De rechtbank:
  • wijst afhet verzoek tot aanhouding om door de reclassering onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
  • verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met
    twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. J. Bergen en
mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.J. Moggré-Hengst en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 april 2025.