In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2025, wordt het beroep van Stichting Thuiszorg West-Brabant beoordeeld. De eiseres heeft een beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 24 april 2023 voor een herbeoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van haar voormalig werknemer. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn van acht weken heeft overschreden en dat eiseres het UWV op 1 november 2023 in gebreke heeft gesteld. Aangezien het UWV nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen binnen een termijn van vier maanden. De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 385,- aan eiseres vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 453,50 betalen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak voor een zorgvuldige heroverweging van aanvragen.