Op 2 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De zaak werd behandeld in een gesloten zitting, waarbij de vertegenwoordiger van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, de vader en de advocaat van de moeder aanwezig waren. De moeder was niet aanwezig vanwege een gebrek aan oppas voor haar andere kinderen. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en de aanwezigen hebben kunnen reageren op haar verklaringen. De moeder heeft het ouderlijk gezag over de minderjarige en de kinderrechter heeft eerder al verschillende machtigingen tot uithuisplaatsing verleend. De GI heeft verzocht om een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een andere accommodatie, omdat de huidige plek niet meer passend is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige positieve stappen heeft gezet in haar ontwikkeling, maar dat een terugplaatsing bij de ouders momenteel niet aan de orde is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders worden aangespoord om onderling te communiceren in het belang van de minderjarige.