In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 april 2025 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2017, in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 17 oktober 2025, na een zorgvuldige afweging van de feiten en de standpunten van de betrokken partijen. De moeder van de minderjarige, die onder toezicht staat van de GI, heeft positieve stappen gezet in haar ontwikkeling, maar er zijn nog zorgen over haar vermogen om zelfstandig voor de minderjarige te zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel beter af is in het pleeggezin, waar zij de nodige rust en regelmaat krijgt. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de noodzaak voor de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de moeder moet blijven werken aan haar samenwerking met de GI en de hulpverlening.