ECLI:NL:RBZWB:2025:2217

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
25/1201
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan belanghebbendheid

Op 17 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer BRE 25/1201. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen het verlenen van een vergunning voor het bouw- en woonrijp maken van een perceel in [plaats 1]. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat verzoekers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Verzoekers wonen op bijna 400 meter afstand van het gebied waarvoor de vergunning is verleend en hebben geen zicht op dit gebied. De vergunning betreft enkel grondwerkzaamheden binnen 15 meter van een beschermde boom en niet het bouwen van woningen, zoals verzoekers betogen. Hierdoor is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en wordt het verzoek afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1201

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats 1] , verzoekers

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [B.V.] uit [plaats 2] ([B.V.]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het verlenen van een vergunning voor het bouw- en woonrijp maken van een perceel [perceel] te [plaats 1] . Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
1.2.
Het college heeft de vergunning met het besluit van 18 februari 2025 verleend. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1.
Verzoekers wonen op het adres [adres] te [plaats 1] . Dat is op bijna 400 m van het gebied wonen waarvoor de vergunning is verleend. Tussen hun perceel en dat gebied. Zij hebben ook geen zicht op het gebied.
2.2.
Voor zover verzoekers betogen dat zij belang hebben omdat er wel degelijk ook zeven woningen zijn vergund en zij in hetzelfde exploitatieplan [naam plan] wonen en daarom een financieel belang hebben, gaat de voorzieningenrechter daar niet in mee. Het verzoek om voorlopige voorziening richt zich tegen de vergunning van 18 februari 2025 tot het bouw- en woonrijp maken van deelgebied [perceel] . Dit besluit gaat niet over het bouwen van woningen of het exploitatieplan [naam plan] , maar uitsluitend over het bouw- en woonrijp maken en meer concreet het uitvoeren van grondwerkzaamheden binnen 15 meter van een op de Boomwaardekaart weergegeven boom.
3. Dit betekent dat verzoekers niet als belanghebbenden bij dit besluit kunnen worden aangemerkt en dat het college het bezwaarschrift niet-ontvankelijk zal (dienen te) verklaren. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. R.J. Wesel, griffier, op 17 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.