ECLI:NL:RBZWB:2025:2206

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
02-190394-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal onder bedreiging met geweld met een mes

Op 16 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte een scooter heeft gestolen onder bedreiging van geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een ander een scooter heeft gestolen door een mes te tonen aan de eigenaar, [aangever]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal, waarbij hij de volledige beschikkingsmacht over de scooter had verkregen, ondanks dat hij deze op een gegeven moment had laten vallen en was gevlucht. De rechtbank legde een werkstraf op van 120 uur, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 400,00. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-190394-24
vonnis van de meervoudige kamer van 16 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. A. Koop-van Vliet, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander een scooter heeft gestolen onder bedreiging van een mes, dan wel dat hij dit heeft geprobeerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie verwijst naar de aangifte, de bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van de medeverdachte en de verklaring van getuige Hultermans.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. Er is geen sprake van een voltooide diefstal, omdat verdachte op geen enkel moment de volledige heerschappij over de scooter heeft gehad. Verdachte liep op enig moment weg met de scooter, maar werd toen achtervolgd door aangever. Hij heeft de scooter vervolgens laten vallen en is gevlucht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er op 10 juni 2024 te [plaats] een incident heeft plaatsgevonden, waarbij de scooter van [aangever] is meegenomen. [aangever] had via Snapchat een afspraak gemaakt met de [medeverdachte] om een testrit te maken met de scooter. [aangever] en [medeverdachte] zijn omstreeks 16:30 uur de testrit gaan maken. [medeverdachte] was de bestuurder van de scooter en [aangever] zat achterop. In de buurt van de kruising minderde [medeverdachte] vaart. [aangever] keek naar links en zag een persoon met een bivakmuts in zijn richting komen. [medeverdachte] keek ook naar links en zag eveneens de persoon met de bivakmuts. Verdachte heeft verklaard dat hij de persoon met de bivakmuts was. [medeverdachte] bleef vaart minderen en de scooter kwam tot stilstand. Verdachte pakte de scooter vast. [aangever] bleef de scooter vasthouden en heeft de sleutel uit het contact gehaald. Verdachte heeft hierop gezegd dat [aangever] de scooter los moest laten en daarbij een mes getoond. Vervolgens heeft verdachte de scooter gepakt en is hiermee weggelopen. Verdachte heeft na ongeveer 40 meter de scooter op de grond gegooid en is weggevlucht.
Voltooide diefstal of poging tot diefstal?
Op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de volledige beschikkingsmacht heeft verkregen over de scooter. Dat hij er op enig moment voor heeft gekozen om de scooter achter te laten, maakt dit niet anders. De door de verdediging aangehaalde uitspraak acht de rechtbank niet vergelijkbaar, omdat in die zaak de aangever niet de beschikkingsmacht over zijn scooter verloor doordat hij na een worsteling met zijn eigen scooter wegreed. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 juni 2024 te [plaats] , gemeente Rucphen tezamen en in vereniging met een ander een scooter die geheel aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
door
bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, door
- met die [aangever] een afspraak te maken voor het bekijken/kopen van een scooter, en
- met die [aangever] achterop enige afstand te gaan rijden met die scooter en de
scooter tot stilstand te brengen, en
- die [aangever] te benaderen terwijl er gebruik werd gemaakt van enige vorm van
gezichtsbedekking, en
- die [aangever] een mes te tonen, en
- die [aangever] de woorden toe te voegen 'Laat de scooter los', althans woorden van
gelijke aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 180 uur te vervangen door 90 dagen jeugddetentie waarvan 50 uur voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van één jaar. De officier van justitie verzoekt aan het voorwaardelijke gedeelte de bijzondere voorwaarde te verbinden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad). De officier van justitie houdt bij de eis rekening met de ernst van het feit, de positieve ontwikkelingen die verdachte heeft doorgemaakt en het blanco strafblad van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het eens met de door de officier van justitie verzochte strafmodaliteit, in de zin van een deels voorwaardelijke werkstraf. Wel verzoekt de verdediging de hoogte van de werkstraf sterk te matigen en de bijzondere voorwaarde niet op te leggen. Verdachte staat al zes maanden onder toezicht door de schorsingsvoorwaarden en heeft de nodige hulpverlening gehad en afgerond. Een nieuw toezicht heeft geen meerwaarde en is onnodige belastend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een diefstal van een scooter onder bedreiging van geweld. [medeverdachte] is met [aangever] achterop een testrit gaan maken met de scooter. Verdachte heeft hun in de buurt op staan wachten en is op hun afgelopen. Verdachte droeg een bivakmuts. Verdachte heeft tegen [aangever] gezegd dat hij de scooter moest loslaten. Toen hij hier niet direct aan voldeed, heeft verdachte een mes getoond. Hierop heeft [aangever] de scooter losgelaten en is verdachte met de scooter weggelopen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd, te meer nu hij en [medeverdachte] de avond voorafgaand aan het feit een plan hebben gemaakt en voldoende tijd heeft gehad om hier nogmaals over na te denken en van het plan af te zien.
Verdachte heeft met zijn handelen angst aangejaagd bij het slachtoffer en geen enkel respect getoond voor zijn eigendom. De impact van het handelen van verdachte op het slachtoffer is ook gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Daarnaast heeft verdachte het feit gepleegd op klaarlichte dag en op de openbare weg. De rechtbank neemt in aanmerking dat dergelijke strafbare feiten zorgen voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 17 februari 2025 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Ook slaat de rechtbank acht op het advies van de Raad van 24 maart 2025. De Raad heeft een zeer positief rapport geschreven over verdachte, waaruit blijkt dat hij op veel gebieden goed functioneert. De Raad ziet enkel risicofactoren op het gebied van school, omdat verdachte momenteel geen onderwijs volgt. Desondanks schatten zij het risicoprofiel in op zeer laag. Verdachte heeft een behandeling gevolgd bij Praktijk Dialoog en wordt momenteel begeleid door een doorstroomcoach. Wel acht de Raad het belangrijk dat de jeugdreclassering nog een korte periode betrokken blijft bij verdachte. Zij adviseren dan ook om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met een proeftijd van één jaar met daaraan verbonden een bijzondere voorwaarde die ziet op het volgen van dagbesteding. De rechtbank acht het advies van de Raad passend en neemt dit over.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit passend en geboden. De rechtbank acht een (voorwaardelijke) jeugddetentie niet passend, gelet op de proceshouding van verdachte en het advies van de Raad waaruit blijkt dat verdachte zijn leven op orde heeft. Deze positieve ontwikkelingen moeten niet worden doorkruist. Daarnaast zal de rechtbank gelet op het voorgaande de hoogte van de werkstraf matigen. De rechtbank legt aan verdachte een werkstraf op voor de duur van 120 uur te vervangen door 60 dagen jeugddetentie waarvan 40 uur voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van één jaar. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door de reclassering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 1.400,00.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De toegebrachte zaakschade bestaat uit de waardevermindering van de scooter. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is voor de begroting daarvan geen offerte van de reparatiekosten vereist. De waardevermindering kan worden begroot op het verschil tussen de verkoopprijs voor en na de toebrenging van de schade. De door de benadeelde gevorderde materiële schade van € 400,00 acht de rechtbank geheel toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.
Immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (hierna BW). Niet is gebleken dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen of is geschaad in zijn eer of goede naam. De rechtbank moet beoordelen of de benadeelde partij op een andere wijze in zijn persoon is aangetast. Daartoe is de aard en ernst van de normschending van belang, alsmede de aard en ernst van de gestelde gevolgen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde psychische gevolgen onvoldoende ernstig zijn om van een aantasting in de persoon als bedoeld in de wet te kunnen spreken. De benadeelde partij zal voor dat deel niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 120 (hondertwintig) uren, subsidiair 60 (zestig) dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 40 (veertig) uren, subsidiair 20 (twintig) dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 1 (één) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van 2 (twee) uur per dag;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte onderwijs gaat volgen dan wel een vorm van dagbesteding/stage heeft
-
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Brabant te Etten-Leur opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. De minderjarige is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van
€ 400,00aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever] ,
€ 400,00te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 8 dagen vervangende jeugddetentie kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. H. Remerie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 april 2025.
Mr. L.W. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te [plaats] , gemeente Rucphen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met die [aangever] een afspraak te maken voor het bekijken/kopen van een scooter,
en/of
-met die [aangever] achterop enige afstand te gaan rijden met die scooter en/of de
scooter (op een reeds door verdachte en/of diens mededader(s) vooraf afgesproken
plaats) tot stilstand te brengen, en/of
-die [aangever] te benaderen terwijl er gebruik werd gemaakt van enige vorm van
gezichtsbedekking, en/of
-die [aangever] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen, en/of
-die [aangever] de woorden toe te voegen 'Laat de scooter los', althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te [plaats] , gemeente Rucphen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , te plegen met
het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s)
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met die [aangever] een afspraak te maken voor het bekijken/kopen van een scooter,
en/of
-met die [aangever] achterop enige afstand te gaan rijden met die scooter en/of de
scooter (op een reeds door verdachte en/of diens mededader(s) vooraf afgesproken
plaats) tot stilstand te brengen, en/of
-die [aangever] te benaderen terwijl er gebruik werd gemaakt van enige vorm van
gezichtsbedekking, en/of
-die [aangever] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen, en/of
-die [aangever] de woorden toe te voegen 'Laat de scooter los', althans woorden van
gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )