ECLI:NL:RBZWB:2025:2190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
C/02/431562 / JE RK 25-214
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 25 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland als gezinsvoogd (GI) en de ouders van de minderjarige, die beiden als belanghebbenden zijn aangemerkt. De kinderrechter heeft de procedure op basis van een verzoekschrift van de GI, ontvangen op 6 februari 2025, beoordeeld. Tijdens de zitting waren de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en de aanwezigen hebben kunnen reageren op zijn verklaringen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige eerder onder toezicht is gesteld en dat er in de afgelopen periode positieve stappen zijn gezet door de ouders. De minderjarige woont sinds een half jaar bij de vader, waar hij rust ervaart, in tegenstelling tot de heftige gedragsproblemen die hij eerder bij de moeder vertoonde. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, gelet op de huidige situatie van de minderjarige, moet worden toegewezen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verlengd tot 7 oktober 2025 en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de minderjarige niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep. De ouders zijn complimenten gegeven voor hun inzet en er wordt aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling van de minderjarige en de ondersteuning van de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/431562 / JE RK 25-214
Datum uitspraak: 25 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI van 6 februari 2025 met bijlagen, ontvangen op 6 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 september 2016 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI Samen Veilig Midden-Nederland tot 8 september 2017.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie
Utrecht, van 21 augustus 2017 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 8
september 2018.
2.3.
Bij beschikking van 25 augustus 2023 zijn beide ouders met het gezag over
[minderjarige] belast.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 7 oktober 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 7 oktober 2025. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, verleend tot, naar de kinderrechter begrijpt, 7 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten bij de vader, te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Het gaat goed met [minderjarige] . Ook op school is er een minimale stijgende lijn te zien. Hij heeft nog wel wat moeite met concentreren en zijn huiswerk maken. Hier moet meer structuur in worden gebracht, hoewel het ook een stuk eigen motivatie is. Tot voor kort heeft [minderjarige] gesprekken met [ggz-instelling] gevoerd. Dit is inmiddels afgerond. Verder lijkt [minderjarige] in elke plek waar hij komt zoekende te zijn. Hij neemt hierbij gedrag aan wat dan niet passend is. [minderjarige] heeft moeite met het reguleren van zijn emoties. In de thuissituatie bij de moeder liet hij forse gedragsproblemen zien (extreme driftbuien/woedeaanvallen). Dit gedrag komt nu bij de vader thuis in minimale vorm naar boven. Verder ziet [minderjarige] zijn moeder elke week en heeft hij in de vakanties en weekenden al eens bij de moeder gelogeerd. Dit bevalt goed en er gaat een uitbreiding plaatsvinden waarbij [minderjarige] één keer in de vier weken een weekend bij zijn moeder gaat logeren. Als dit structureel bevalt, kan hij voor een langere periode bij de moeder verblijven. BTSW is sinds kort gestart met breed diagnostisch onderzoek. Het onderzoek dient uit te wijzen welke ontwikkelingsbehoeften [minderjarige] heeft en welke opvoedsituatie het best aansluit bij wat [minderjarige] nodig heeft. Voor nu ervaart [minderjarige] rust bij de vader en is het belangrijk dat deze rust gewaarborgd wordt. Om die reden is de GI van mening dat de plaatsing bij de vader moet worden gecontinueerd. Tot slot wil de GI de ouders complimenteren voor hun inzet de afgelopen periode.
4.2.
De moeder heeft aangegeven dat zij gemengde gevoelens heeft bij het verzoek. Zij wil het liefst dat [minderjarige] terugkeert naar huis, maar de moeder is er zich ook van bewust dat er nog stappen gezet moeten worden. De moeder begrijpt dan ook het verzoek en stemt hiermee in. [minderjarige] doet regelmatig zorgelijke uitspraken over de thuissituatie van de vader. Dit vindt de moeder lastig. Zij weet niet wat de waarheid is en hier heeft zij moeite mee. De moeder vindt het fijn dat zij deze zorgen met de GI kan bespreken. Verder geeft de moeder aan dat haar revalidatietraject en haar traumabehandeling succesvol zijn afgerond. Binnenkort start er een onderzoek om te kijken of er bij de moeder sprake is van ADHD.
4.3.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij instemt met het verzoek van de GI. Het BTSW onderzoek moet uitwijzen welke problematiek er bij [minderjarige] ten grondslag ligt en hoe de ouders hiermee om moeten gaan. De plaatsing van [minderjarige] bij de vader heeft rust gecreëerd en het is belangrijk dat dit wordt voortgezet. Verder lukt het de ouders over het algemeen om samen tot afspraken te komen. Wanneer dit niet lukt, verloopt de communicatie via de jeugdbeschermer.
4.4.
In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat hij sinds een half jaar bij zijn vader woont. Dit verloopt goed en ze doen leuke dingen. [minderjarige] heeft bij zijn vader thuis een grote achtertuin waar hij kan crossen. Hij heeft ook een eigen crossmotor. Elke donderdag ziet [minderjarige] zijn moeder. Er wordt gekeken of hij één keer in de maand een weekend bij zijn moeder kan verblijven. [minderjarige] kijkt hiernaar uit want hij mist zijn moeder. Hij zou ook wel terug bij zijn moeder willen wonen. Verder heeft [minderjarige] aangegeven dat hij goed met zijn broertjes en zusjes overweg kan. Zij zijn soms wel wat druk. Op school gaat het goed. [minderjarige] heeft veel vrienden en een leuke juffrouw. Ook heeft hij goed contact met de jeugdbeschermer.

5.De beoordeling

Het wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals hierboven vermeld. De kinderrechter wijst derhalve het – onweersproken - verzoek van de GI toe. Dit betekent dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten bij de vader, wordt verlengd tot 7 oktober 2025. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter wil allereerst opmerken dat de ouders in de afgelopen periode positieve stappen hebben gezet. Er is sprake van positief contact tussen de ouders en zowel de vader als de moeder zet het belang van [minderjarige] voorop. De kinderrechter wil de ouders hiervoor complimenteren.
5.4.
De kinderrechter is van oordeel dat een terugthuisplaatsing bij de moeder op dit moment niet aan de orde is. [minderjarige] liet in de thuissituatie van de moeder forse gedragsproblematiek zien, waardoor zijn veiligheid en die van anderen niet gewaarborgd kon worden. [minderjarige] woont sinds ongeveer een halfjaar bij de vader thuis. Dit verloopt goed. [minderjarige] ervaart rust en de heftige gedragsproblematiek die [minderjarige] eerder bij de moeder heeft laten zien, lijkt bij de vader thuis in een minimale vorm naar boven te komen. [minderjarige] zit nog steeds klem tussen zijn ouders en doet zorgelijke uitspraken over de beide opvoedsituaties tegen zijn beide ouders. Sinds kort is BTSW gestart met een breed diagnostisch onderzoek. Het BTSW onderzoek dient uit te wijzen welke ontwikkelingsbehoeften [minderjarige] heeft en welke opvoedsituatie het best aansluit bij wat [minderjarige] nodig heeft. Het is van belang dat de resultaten van dit onderzoek worden afgewacht alvorens het perspectief van [minderjarige] kan worden bepaald. Op dit moment ervaart [minderjarige] rust bij de vader thuis. Om die reden is het van belang dat de plaatsing van [minderjarige] bij de vader wordt voortgezet. De komende periode dient zorgvuldig gekeken worden naar een opbouw in het contact met de moeder en dienen de onderzoeksresultaten te worden afgewacht. Ook dient de komende tijd duidelijk te worden of en hoe BTSW ouders ondersteuning kan gaan bieden en of de opvoedvaardigheden van beide ouders aansluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kunnen worden.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten bij de vader, met ingang van 7 april 2025 en tot 7 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 11 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.