Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[bedrijf van verzoeker],
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoeker behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoeker bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden, en
- dat de behandeling van een verzoek tot verlening van surseance, een eigen aangifte of een door een schuldeiser jegens de verzoeker ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst dan wel geschorst blijft;