ECLI:NL:RBZWB:2025:2168

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
C/02/433161 HO RK 25-183
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Leppens
  • mr. De Vos
  • mr. De Bruijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging van een afkoelingsperiode in een besloten akkoordprocedure

Op 9 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Faillissementswet (Fw). De verzoeker, een eenmanszaak, heeft op 19 maart 2025 een verklaring gedeponeerd en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. Hij heeft een verzoekschrift ingediend om een afkoelingsperiode van vier maanden af te kondigen, met de toezegging binnen twee maanden een akkoord aan te bieden aan zijn schuldeisers. De verzoeker heeft een schuldenlast van € 66.657,69, met een verwachte belastingaanslag van € 7.651,37, en heeft in 2024 een brutowinst van € 80.100,57 gerealiseerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de vereisten van de wet en dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming van de verzoeker voort te zetten en een akkoord aan te bieden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij de afkoelingsperiode en dat deze niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. De rechtbank heeft daarom de afkoelingsperiode van vier maanden afgekondigd, ingaande op de datum van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster III Insolventie en kanton beheerszaken – meervoudige kamer
Zittingsplaats Breda
afkondigen afkoelingsperiode
rekestnummer: C/02/433161 HO RK 25-183
uitspraakdatum: 9 april 2025
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) in de besloten akkoordprocedure van:
[verzoeker], tevens handelend onder de naam
[bedrijf van verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. P.E. Butterman.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 19 maart 2025 een verklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Verzoeker heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Verzoeker heeft op 19 maart 2025 ter griffie een verzoekschrift, met zes bijlagen, ingediend strekkende tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van vier maanden.
1.4.
Het verzoek is op 3 april 2025 in raadkamer behandeld en nader toegelicht. Ter zitting zijn, door middel van een online video-verbinding, verschenen en gehoord:
- de heer [verzoeker] , verzoeker;
- mr. P.E. Butterman, de advocaat van verzoeker.
1.5.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het verzoek

2.1.
Verzoeker doet een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor de duur van vier maanden. Verzoeker zegt toe dat hij binnen een termijn van ten hoogste twee maanden een akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw zal aanbieden.
2.2.
Verzoeker exploiteert als eenmanszaak een [bedrijfsomschrijving] . Hij stelt, naar de rechtbank begrijpt, dat hij verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan. Hij heeft een schuldenlast van € 66.657,69, waar naar verwachting nog een aanslag omzetbelasting van € 7.651,37 bij opgeteld moet worden. De schuldenlast is ontstaan doordat hij met een verkeerde belegging € 65.000,00 heeft verloren. Vervolgens heeft hij het ene gat met het andere moeten vullen. De onderneming van verzoeker is op zichzelf levensvatbaar. In 2024 heeft hij een brutowinst van € 80.100,57 gerealiseerd. Verzoeker wenst uit de toekomstige winsten in de onderneming een akkoord aan te bieden aan zijn schuldeisers. Daarvoor is van belang dat zijn schuldeisers even niet meer aandringen op betaling, zodat de exploitatie door kan gaan. Te verwachten is dat bij een akkoord voor de gezamenlijke schuldeisers een betere opbrengst beschikbaar komt dan bij een faillissement. Gelet op de liquiditeitsprognose kunnen gedurende de afkoelingsperiode alle nieuwe schulden worden gedaan en zou er ruimte moeten zijn om een regeling aan te bieden aan de schuldeiser. Verzoeker tracht ook bij familie en vrienden nog een bedrag aan financiering aan te trekken.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid
3.1.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek een afkoelingsperiode af te kondigen het eerste verzoek is in deze procedure. Dit betekent dat de rechtbank dient vast te stellen voor welk soort procedure, zoals bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw, is gekozen bij de voorbereiding van het akkoord. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of aan haar rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomen om van het verzoek kennis te nemen.
3.2.
Verzoeker heeft blijkens de startverklaring gekozen voor een besloten akkoordprocedure. Verzoeker woont in [woonplaats]. Gezien het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw juncto artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om het verzoek in behandeling te nemen. Uit artikel 262 Rv volgt verder dat deze rechtbank bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.
Afkoelingsperiode
3.3.
Op grond van artikel 376 Fw kan, nadat een verklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw is gedeponeerd, door de schuldenaar of (zo die is aangewezen) door de herstructureringsdeskundige aan de rechtbank het verzoek worden gedaan om een afkoelingsperiode af te kondigen. Indien (nog) geen herstructureringsdeskundige is aangewezen en het verzoek door de schuldenaar is gedaan, dient het akkoord reeds te zijn aangeboden of dient de schuldenaar toe te zeggen dat binnen ten hoogste twee maanden een akkoord zal worden aangeboden.
3.4.
Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift toegezegd dat hij binnen twee maanden een akkoord zal aanbieden. Verder is gebleken dat het grootste gedeelte van de schuldenlast bestaat uit zakelijke schulden. Verzoeker kan daarom worden ontvangen in zijn verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode
3.5.
Op grond van artikel 376 lid 4 Fw wordt het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode toegewezen indien summierlijk blijkt dat aan drie vereisten wordt voldaan, namelijk (1) dat dit noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten of om de door schuldenaar gedreven onderneming door middel van een akkoord gecontroleerd af te kunnen wikkelen, (2) dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn en (3) dat de door de afkoelingsperiode getroffen derden niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
3.6.
Bij de behandeling van het verzoek is summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door de verzoeker gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Immers verzoeker heeft toegelicht dat twee van zijn schuldeisers concreet dreigen met een gerechtelijke procedure. Als schuldeisers beslag gaan leggen, kan hij de exploitatie van zijn onderneming niet meer voortzetten.
3.7.
Ook is summierlijk gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van verzoeker bij een afkoelingsperiode zijn gediend. Uit de stellingen van verzoeker volgt dat – indien de herstructurering slaagt – er een hogere uitkering aan schuldeisers zal volgen dan ingeval van een faillissement. De prognoses van verzoeker zien er gunstig uit. De winst die verzoeker gedurende de afkoelingsperiode realiseert, kan verzoeker aanwenden om een akkoord aan te bieden aan zijn schuldeisers. Als verzoeker failliet wordt verklaard, zal die winst niet gerealiseerd worden en zijn de schuldeisers slechter af. Volgens verzoeker zal in een faillissement geen uitkering aan de concurrente schuldeisers te verwachten zijn, omdat de preferente belastingschuld van verzoeker daarvoor te hoog is.
3.8.
Summierlijk is gebleken dat de schuldeisers van verzoeker niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. Verzoeker heeft verklaard en onderbouwd met een liquiditeitsprognose dat hij zijn lopende verplichtingen kan voldoen gedurende de komende vier maanden.
3.9.
De rechtbank ziet in één en ander aanleiding om een afkoelingsperiode van vier maanden te gelasten, ingaande op de datum van deze beschikking.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
kondigt een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw voor een periode van vier maanden, die inhoudt:
  • dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoeker behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoeker bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden, en
  • dat de behandeling van een verzoek tot verlening van surseance, een eigen aangifte of een door een schuldeiser jegens de verzoeker ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst dan wel geschorst blijft;
Deze beschikking is gegeven door mr. Leppens, voorzitter, mr. De Vos en mr. De Bruijn, rechters, en in aanwezigheid van mr. Martens, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.