ECLI:NL:RBZWB:2025:2143
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen UWV na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 30 januari 2024, maar trok dit beroep in nadat het UWV op 6 november 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het UWV stelde dat er geen proceskosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, omdat verzoeker zelf het bezwaar heeft gevoerd.
De rechtbank oordeelt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat het UWV inderdaad aan verzoeker is tegemoetgekomen door het bezwaar gegrond te verklaren en het dagloon te herzien. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van € 907,- voor de proceskosten, omdat zijn gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast moet het UWV het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.