ECLI:NL:RBZWB:2025:2135

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
C/02/434079 / JE RK 25-644
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hendriks
  • mr. Vork
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 10 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, beoordeeld. De GI verzocht om de kinderen voor vier weken uit huis te plaatsen bij de moeder, vanwege zorgen over de veiligheid van de kinderen in verband met de vader, die recentelijk gedwongen was opgenomen in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg na een crisis. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er op dat moment geen onmiddellijk en ernstig gevaar voor de kinderen was, omdat de vader onder toezicht stond en er een tijdelijke machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel was verleend. De kinderrechter heeft daarom het spoedaspect van het verzoek afgewezen, maar heeft wel aangegeven dat het verzoek van de GI op korte termijn verder behandeld zal worden. De kinderrechter heeft de betrokken partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op een later te bepalen datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/434079 / JE RK 25-644
Datum uitspraak: 10 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2018 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
- het verzoek van de GI met bijlagen, ontvangen op 10 april 2025.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gedurende het huwelijk van de ouders geboren.
2.3.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de ouders, maar uit het verzoekschrift van de GI blijkt dat zij (in overleg met de ouders) feitelijk van maandag tot en met vrijdagochtend bij de grootouders moederszijde verblijven.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 21 juni 2024 en tot 21 juni 2025 onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering gesteld.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt primair een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van vier weken uit huis te plaatsen bij de moeder met gezag die met de kinderen in het huis van grootouders moederszijde zal verblijven. Aansluitend verzoekt de GI om voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een machtiging tot uithuisplaatsing bij een (netwerk)pleeggezin te weten de grootouders moederszijde te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de genoemde beschikkingen onverwijld en zonder voorafgaand horen van belanghebbenden af te geven en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI verzoekt subsidiair een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van vier weken uit huis te plaatsen bij een (netwerk)pleeggezin te weten de grootouders moederszijde. Aansluitend verzoekt de GI om voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen bij een (netwerk)pleeggezin te weten de grootouders moederszijde voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de genoemde beschikkingen onverwijld en zonder voorafgaand horen van belanghebbenden af te geven en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen alleen dan aanstonds worden gegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarigen.
4.2.
Uit de informatie van de GI is het de kinderrechter gebleken dat de vader in het weekend van 6 april jl. gedwongen – middels een crisismaatregel – is opgenomen op de HIC-afdeling (High Intensive Care) bij [ggz-instelling] . Dit nadat de vader zes weken zijn medicatie (lithium) niet heeft ingenomen en onder andere waanideeën over opa vaderszijde had. Daarbij komt dat het de ouders en met name de vader volgens de GI in de afgelopen periode niet is gelukt om zich aan veiligheidsafspraken te houden, waarbij de GI ziet dat de moeder onvoldoende in staat is om de vader te begrenzen of de veiligheid van de kinderen zelfstandig te garanderen. De GI vindt een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk, nu de vader op dit moment onvoorspelbaar, onveilig en agressief gedrag laat zien en de GI het risico groot acht dat de vader zonder overleg toegang tot de kinderen verschaft op het moment dat hij niet langer bij [ggz-instelling] verblijft. De GI heeft desgevraagd mondeling toegelicht dat er op 10 april 2025 een zitting heeft plaatsgevonden over het verzoek tot het voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van vader, welk verzoek door de rechter voor de duur van drie weken is toegewezen. Hierbij heeft de GI aangegeven dat de kans bestaat dat de vader eerder dan de toegewezen drie weken [ggz-instelling] kan verlaten op het moment dat de behandelaren bij [ggz-instelling] van mening zijn dat de vader (voldoende) stabiel is en een (gedwongen) opname niet langer noodzakelijk is.
4.3.
De kinderrechter is gelet op het bovenstaande van oordeel dat er vanwege het feit dat de vader thans bij [ggz-instelling] verblijft op dit moment geen sprake is van feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat een behandeling ter zitting niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk of ernstig gevaar voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderrechter stelt vast dat op 10 april 2025 voor de vader voor de duur van drie weken een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend. De zorg van de GI dat de vader in zijn huidige geestestoestand en zonder overleg met de GI toegang tot de kinderen verschaft, is daarmee op dit moment (voorlopig) weggenomen. De kinderrechter merkt hierbij wel op dat zij begrijpt dat de vader mogelijk eerder dan de toegewezen drie weken [ggz-instelling] mag verlaten. Als dat het geval is en het de inschatting van de GI is dat de vader alsdan een onmiddellijk en ernstig gevaar voor het welzijn en de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vormt, verwacht de kinderrechter dat de GI daar alsdan naar zal handelen.
4.4.
Gezien het bovenstaande ziet de kinderrechter geen noodzaak om nu meteen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. Daarom zal de kinderrechter het spoedaspect van het verzoek van de GI afwijzen. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek van de GI op korte termijn en met voorrang te behandelen op de mondelinge behandeling van [datum] 2025 om [uur] .
4.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst af het verzoek om zonder voorafgaand horen van belanghebbenden te beslissen op het verzoek van de GI;
5.2.
houdt de behandeling van het verzoek van de GI aan en roept de GI, de moeder (en haar advocaat) en de vader (en zijn advocaat) op voor de zitting van mr. Duinhof op
[datum] 2025 om [uur]in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, aan de Kousteensedijk 2 (4331 JE) in Middelburg;
5.3.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder (en haar advocaat) en de vader (en zijn advocaat);
5.4.
bepaalt dat de vader ook per aparte brief op het adres van [ggz-instelling] zal worden opgeroepen en wijst er reeds op voorhand op dat de (advocaat) van vader (in geval de vader ten tijde van de zitting bij [ggz-instelling] verblijft en niet naar de rechtbank kan komen) zo nodig kan verzoeken de mondelinge behandeling digitaal bij te wonen;
5.5.
bepaalt dat [minderjarige 1] per aparte brief wordt opgeroepen voor een gesprek met de kinderrechter;
5.6.
houdt iedere beslissing aan.
Deze beslissing is op 10 april 2025 telefonisch gegeven door mr. Hendriks, kinderrechter, en op schrift gesteld en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.