ECLI:NL:RBZWB:2025:211

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
24/4777
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de toekenning van een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiser had een uitkering van € 2.500,- aangevraagd, welke was toegekend op 11 december 2023, maar hij maakte bezwaar tegen het besluit van 3 mei 2024 waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. Eiser stelt dat hij niet alleen getuige was van huiselijk geweld, maar ook zelf slachtoffer is geworden van dit geweld, wat volgens hem rechtvaardigt dat hij in aanmerking komt voor een hogere uitkering uit letselcategorie 3.

De rechtbank onderzoekt of de Commissie in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiser niet in aanmerking komt voor een hogere uitkering. De rechtbank concludeert dat de Commissie de aanvraag op goede gronden heeft beoordeeld en dat het besluit om de uitkering in letselcategorie 2 te handhaven niet onredelijk is. De rechtbank wijst erop dat eiser onvoldoende objectieve aanwijzingen heeft overgelegd die zijn claim voor een hogere letselcategorie onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eerdere beslissing van de Commissie in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4777

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser,

gemachtigde: mr. P. van Baaren,
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (de commissie), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de commissie waarmee aan eiser een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (het Schadefonds) is toegekend ter hoogte van € 2.500,-.
In het besluit van 11 december 2023 (het primaire besluit) heeft de commissie de aanvraag van eiser om een uitkering uit het Schadefonds toegewezen. Op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven is een uitkering van € 2.500,- toegekend. Tegen dit primaire besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft de commissie het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De commissie heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Bij brief van 23 september 2024 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat eiser en hij geen behoefte hebben aan een zitting. Vervolgens heeft de commissie ook aangegeven dat de rechtbank uitspraak kan doen op basis van de stukken. De rechtbank heeft daarna op 11 december 2024 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of de commissie in redelijkheid aan eiser een schadevergoeding heeft uitgekeerd ter hoogte van € 2.500,-. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
1.1.
Eiser heeft op 21 september 2023 een aanvraag ingediend om een uitkering uit het Schadefonds. Eiser heeft in deze aanvraag toegelicht dat hij slachtoffer en getuige is geweest van ernstig huiselijk geweld. Hij heeft aan dit geweld psychisch letsel overgehouden. Bij de aanvraag heeft eiser diverse (medische) documenten gevoegd. Daarnaast heeft hij aangegeven dat aan zijn moeder reeds een uitkering uit het Schadefonds is toegekend.
1.2.
De commissie heeft bij brief van 26 september 2023 aan eiser gevraagd om nadere informatie te verstrekken over de misdrijfplaats en misdrijfperiode. Ook moet er een handtekening onder het formulier worden geplaatst.
1.3.
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft eiser de aanvullende informatie verstrekt.
1.4.
Met het primaire besluit heeft de commissie een uitkering uit het Schadefonds ter hoogte van € 2.500,- toegekend aan eiser. Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak
Heeft de commissie in redelijkheid kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor een hogere uitkering?
3.1.
Eiser stelt dat het bestreden besluit onjuist en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is. In deze zaak wordt erkenning gegeven en wordt een uitkering toegekend conform letselschadecategorie 2. Alles is gebaseerd op het feit dat een minderjarige huiselijk geweld waarneemt. De commissie heeft beleid geformuleerd op grond waarvan het waarnemen van geweld door een minderjarige ook gezien wordt als een gebeurtenis waar het fonds erkenning voor geeft en een vergoeding voor verstrekt.
De commissie miskent volgens eiser echter dat het niet gaat om het waarnemen van huiselijk geweld, maar dat het huiselijk geweld ook gericht is tegen eiser zelf. Eiser is dus ook slachtoffer geworden van geweld. Hard schreeuwen in het bijzijn van een heel jong kind kan bij een heel jong kind trauma’s veroorzaken. Deze trauma’s zijn zelfs met scans aantoonbaar in de hersenen. Als over een langere periode een kind, een baby, een peuter onder grote druk staat, voortdurend wordt geconfronteerd met geschreeuw, geruzie, ontstaat bij dit kind psychische schade. In die zin kan het blootstellen van een kind aan geruzie als een misdrijf op zichzelf worden gezien. De commissie miskent dit. De commissie moet in dit dossier eiser niet zien als slachtoffer van het waarnemen van huiselijk geweld, maar de commissie moet erkennen dat er een rechtstreeks misdrijf is gepleegd tegen de toen minderjarige eiser. Vanuit dat gezichtspunt moeten de letselcategorie en de erkenning worden vastgesteld en niet uitsluitend vanuit het gezichtspunt dat geweld is waargenomen.
3.2.
De commissie stelt dat uit het standpunt van eiser niet direct volgt dat hij procesbelang bij deze beroepsprocedure heeft. De commissie begrijpt dat eiser erkenning mist doordat hij als waarnemer en niet als slachtoffer van een rechtstreeks misdrijf is aangemerkt. De vraag is of dit doel met het rechtsmiddel bereikt kan worden en voor eiser van feitelijke betekenis is. Een andere formulering maakt namelijk het rechtsgevoel van de beslissing, de hoogte van de uitkering, niet anders. Omdat eiser aangeeft dat vanuit het gezichtspunt van slachtoffer zijn de hoogte van de letselcategorie bepaald moet worden, zou een procesbelang mogelijk wel aan de orde kunnen zijn. De commissie denkt hieruit op te kunnen maken dat eiser vindt dat hij in dat geval in aanmerking zou komen voor een hogere tegemoetkoming.
De commissie kent tegemoetkomingen toe voor psychisch letsel dat iemand oploopt door getuige te zijn van een geweldsmisdrijf of direct geconfronteerd te zijn met de gevolgen van een geweldsmisdrijf. Als iemand een geweldsmisdrijf heeft waargenomen of een slachtoffer onverwachts op de plaats delict heeft aangetroffen wordt een waarnemer aangemerkt als slachtoffer in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Kinderen die huiselijk geweld stelselmatig waarnemen merkt de commissie aan als slachtoffer in de zin van de Wsg. Het college vindt het aannemelijk dat eiser stelselmatig huiselijk geweld waarnam in de periode van 2003 tot 2004 en dat hij zelf is mishandeld toen hij twee jaar oud was. Door ook de waarnemer als slachtoffer in de zin van de Wsg aan te merken, erkent het college dat het waarnemen van een misdrijf evengoed ernstige schade kan veroorzaken. De hoogte van de tegemoetkoming wordt vervolgens vastgesteld aan de hand van de aard en de ernst van het opgelopen letsel. Daarbij worden zes letselschadecategorieën gebruikt waaraan vaste bedragen zijn gekoppeld.
Een uitkering op grond van letselcategorie 3 is aan de orde wanneer het stelselmatig huiselijk geweld naar de aard en gevolgen ernstiger is dan bij een uitkering uit letselcategorie 2. Dat is bijvoorbeeld wanneer sprake is van ernstig geweld, seksueel geweld of een zeer lange duur. Ook in de hypothetische situatie, waarin aangenomen zou worden dat eiser het eigenlijke slachtoffer was van stelselmatig huiselijk geweld, is de hogere letselcategorie op basis van de toedracht niet aan de orde. Er is immers geen sprake van een verzwarende omstandigheid. Aannemelijk is geacht dat het huiselijk geweld gedurende twee jaar lang plaatsvond. De commissie merkt dit niet aan als een periode van zeer lange duur. Niet aannemelijk is geacht dat het huiselijk geweld langer duurde, zoals door eiser in bezwaar wel is aangevoerd. Hiervoor zijn volgens de commissie geen objectieve aanwijzingen. Verder is ook niet gebleken dat er sprake was van seksueel of ernstig geweld. Ten overvloede merkt de commissie nog op dat ook wanneer het daadwerkelijk opgelopen letsel daartoe aanleiding geeft een hogere letselcategorie kan worden overwogen. Uit de toegestuurde medische informatie maakte de commissie op dat eiser in behandeling ging voor psychische klachten die voortvloeiden uit een combinatie van factoren. Niet blijkt dat het huiselijk geweld in hoofdzaak de psychische problematiek tot gevolg heeft gehad.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat slachtoffers van geweldsmisdrijven in aanmerking komen voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, indien zij slachtoffer zijn van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf en daarbij ernstig lichamelijk letsel hebben opgelopen. [1]
3.4.
De commissie heeft bij het besluit over de hoogte van de uitkering beslissingsruimte. Dit betekent dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend moet toetsen. De rechtbank beoordeelt of het besluit van de commissie om een uitkering in letselcategorie 2 te verlenen, onredelijk zou zijn. De commissie maakt bij die beoordeling gebruik van beleidsregels. [2] Volgens vaste rechtspraak zijn de beleidsregels, die de commissie daarbij hanteert, niet onredelijk. [3]
3.5.
Tussen partijen staat vast dat eiser slachtoffer en getuige is geweest van huiselijk geweld. Partijen verschillen echter van mening over het antwoord op de vraag of het psychisch letsel van eiser zodanig is dat hij in aanmerking komt voor een schadevergoeding op grond van letselcategorie 3.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat de commissie in redelijkheid heeft kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor een uitkering op basis van letselcategorie 3. De uitgangspunten voor de hoogte van de toe te kennen uitkering zijn opgenomen in de Letsellijst [4] . Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen lichamelijk en psychisch letsel. Volgens de hier toepasselijke Letsellijst is bij stelselmatig huiselijk geweld letselcategorie 2 van toepassing als er over een langere periode sprake is geweest van frequent geweld of bedreigingen met geweld. Letselcategorie 3 is pas van toepassing als de aard en de gevolgen van het huiselijk geweld ernstiger zijn dan bij letselcategorie 2. Hiervan is sprake bij bijvoorbeeld ernstig geweld, seksueel geweld, een zeer lange duur of hoge frequentie van het geweld. [5] In die gevallen kan de commissie zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel vooronderstellen. Voor de beoordeling van psychisch letsel in ‘overige gevallen’ heeft de commissie medische informatie nodig van een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel. [6]
De commissie heeft in redelijkheid kunnen stellen dat eiser niet aanmerking komt voor een uitkering op basis van letselcategorie 3, omdat ten tijde van het bestreden besluit geen aanleiding bestond om een hogere letselcategorie toe te kennen op basis van de door eiser overgelegde medische gegevens. Eiser heeft een uitkering gevraagd voor het psychisch letsel dat hij heeft opgelopen als gevolg van het huiselijk geweld dat hij heeft meegemaakt. Uit de door eiser ingebrachte medische informatie blijkt dat hij in behandeling is geweest voor PTSS, als gevolg van diverse gebeurtenissen in zijn leven en dat hij meerdere keren te maken heeft gehad met huiselijk geweld. Het is naar het oordeel van de rechtbank aan eiser om met voldoende objectieve aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij door de waarneming van stelselmatig geweld zodanig psychisch letsel heeft dat dit past bij letselcategorie 3. Hoewel uit de informatie die eiser heeft ingebracht wel volgt dat er sprake was van huiselijk geweld, blijkt niet dat de psychische gevolgen van het waarnemen van stelselmatig huiselijk geweld alleen het gevolg zijn geweest van deze waarnemingen. Daardoor heeft de commissie de gevolgen van het waarnemen van huiselijk geweld niet kunnen vaststellen en in de overgelegde medische informatie geen aanleiding hoeven te zien om een uitkering op grond van een hogere letselcategorie toe te kennen. Ook in bezwaar en beroep heeft eiser geen medische informatie overgelegd die een uitkering op grond van een hogere categorie rechtvaardigt. Daarmee miskent de rechtbank niet dat eiser op zeer jonge leeftijd te maken heeft gehad met stelselmatig huiselijk geweld. Uit de overgelegde informatie blijkt echter onvoldoende dat er sprake is van psychisch letsel dat een uitkering op grond letselcategorie 3 rechtvaardigt.
Conclusie en gevolgen
4. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de commissie op goede gronden een uitkering op grond van letselcategorie 2 heeft toegekend. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 17 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet schadefonds geweldsmisdrijven:
Artikel 3, eerste lid, onder a
Uitkering kan worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven.
2.Zie onder meer de Beleidsbundel 1 november 2022 en de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven 2022.
3.ABRvS 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:568.
4.Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven 2022.
5.Zie paragraaf 2A van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven 2022.
6.Zie paragraaf 2B van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven 2022.