Op 24 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de spoeduithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling (GI), beoordeeld. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, terwijl de vader niet langer als belanghebbende wordt beschouwd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over [minderjarige], die momenteel in een gezinshuis verblijft na eerder in een pleeggezin te zijn geplaatst. De GI heeft een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing aangevraagd, omdat de pleegouders de zorg niet meer kunnen dragen en er zorgen zijn over het gedrag van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de tussenbeslissing van 13 maart 2025 gehandhaafd, maar het verzoek tot een spoedmachtiging voor de resterende twee weken afgewezen. Wel is er een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 19 mei 2025. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er snel een geschikte vervolgplek voor [minderjarige] wordt gevonden, rekening houdend met zijn achtergrond en zorgelijke ontwikkeling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.