ECLI:NL:RBZWB:2025:2090
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling UWV tot betaling van proceskosten na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025, in de zaak met nummer BRE 20/8866, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 31 augustus 2020, maar trok dit beroep in nadat het UWV op 7 oktober 2024 het besluit had vervangen door een nieuw besluit. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het UWV zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het UWV geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster door het bezwaar alsnog gegrond te verklaren. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en komt tot een totaalbedrag van € 3.240,05, inclusief reiskosten en griffierecht.
De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Verzoekster moet zich voor de vergoeding van het griffierecht wenden tot het UWV. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.