ECLI:NL:RBZWB:2025:2082

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
23/2427 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 april 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 2 maart 2023, maar trok dit beroep in nadat het UWV op 26 september 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het UWV heeft aangegeven bereid te zijn de kosten te vergoeden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het UWV geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen door haar een uitkering op grond van de Wet WIA toe te kennen per 30 juni 2022.

De rechtbank berekent de proceskostenvergoeding op basis van de verrichte proceshandelingen door de gemachtigde van verzoekster. De totale vergoeding bedraagt € 3.108,- voor de rechtsbijstand, en daarnaast worden de kosten voor het inwinnen van medisch advies gedeeltelijk toegewezen, wat resulteert in een extra vergoeding van € 1.185,28. Totale proceskostenvergoeding die het UWV aan verzoekster moet betalen, inclusief het griffierecht van € 50,-, komt uit op € 4.293,28. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2427

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. I.C. Dijkstra),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van het UWV van 2 maart 2023. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 26 september 2024 dit besluit heeft vervangen door een nieuwe beslissing op bezwaar.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft de rechtbank meegedeeld dat hij bereid is om de proceskosten te vergoeden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 11 april 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond is verklaard. Het UWV heeft op 26 september 2024 het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaard. Daarbij is aan verzoekster een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend per 30 juni 2022. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Bpb als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. Verzoekster heeft in bezwaar en beroep gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108,-.
5.1
Verzoekster heeft verder verzocht om vergoeding van de kosten van het inwinnen van medisch advies. Deze kosten komen gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. Verzoekster heeft twee facturen overgelegd, een factuur van 22 november 2022 en een factuur van 9 mei 2023. Van beide facturen komen alleen de uren van de medisch adviseur voor vergoeding in aanmerking. De tijd die is besteed aan administratieve werkzaamheden (indexeren stukken, invoer dossier, ordenen nieuw dik dossier en verwerking advies/brief MA door secretariaat) komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat artikel 1 van het Bpb niet in deze kosten voorziet.
5.2
Op verzoek van de rechtbank heeft verzoekster op 5 maart 2025 een urenspecificatie van de medisch adviseur overgelegd. Daarin is aangegeven dat de medisch adviseur in 2022 in totaal 152 minuten en in 2023 in totaal 224 minuten aan advies heeft besteed. Deze minuten komen voor vergoeding in aanmerking. Op grond van artikel 9, eerste lid, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) geldt voor de vaststelling van de uurvergoeding een gedeelte van een uur gelijk aan een half uur of korter, als een half uur, en een gedeelte langer dan een half uur als een heel uur.
Voor vergoeding voor de werkzaamheden van de medisch adviseur komt daarom in aanmerking afgerond 3 uur (152 minuten) naar het gemaximeerde tarief in 2022 (€ 136,19) en afgerond 4 uur (224 minuten) naar het gemaximeerde tarief in 2023 (€ 142,75). In artikel 15 van het Bts is bepaald dat de daarin genoemde bedragen worden verhoogd met de omzetbelasting (btw) die daarover is verschuldigd. De kostenvergoeding inclusief btw bedraagt dus € 1.185,28.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 4.293,28 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 10 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Bpb.
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.