ECLI:NL:RBZWB:2025:2081
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking uitkering Participatiewet
Op 11 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. I. Car, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen. Verzoekster had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening met betrekking tot de intrekking van haar recht op een uitkering op grond van de Participatiewet. Het college had op 26 november 2024 het recht op uitkering van verzoekster ingetrokken per 28 november 2023, en dit besluit was bevestigd in een bestreden besluit van 27 februari 2025. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster het griffierecht van € 53,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoekster per aangetekende brief op 12 maart 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. De brief werd op 14 maart 2025 afgehaald, maar verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd voldaan en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld en verklaard dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.