ECLI:NL:RBZWB:2025:2076

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
02-406935-24, 02-242925-22 (tul), 02-263514-23 (tul), 02-302174-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere inbraken en diefstallen met gevangenisstraf

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die vier strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder drie inbraken en een poging daartoe. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in P.I. Grave, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 28 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. L. van Hemert, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging is gewijzigd en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 december 2024 heeft ingebroken in een café en daar goederen en geld heeft gestolen, op 24 december 2024 met een gestolen sleutel heeft ingebroken in een ander café, en op 25 december 2024 heeft geprobeerd in te breken in een derde café. Tevens heeft hij op dezelfde dag in een woning ingebroken en daar goederen en geld gestolen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde geschoven en heeft op basis van de bewijsmiddelen geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact op de slachtoffers. De verdachte heeft geen respect getoond voor de eigendommen van anderen en heeft de privacy van de bewoners van de woning geschonden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 375,00 toegewezen aan de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de diefstal. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen zijn toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-406935-24, 02-242925-22 (tul), 02-263514-23 (tul), 02-302174-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in P.I. Grave
raadsvrouw mr. I.M. d’Hont, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 maart 2025, waarbij de officier van justitie mr. L. van Hemert en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 10 december 2024 heeft ingebroken in [café 1] en in dat café spullen en een geldbedrag heeft gestolen;
feit 2:op 24 december 2024 met behulp van een gestolen sleutel spullen uit [café 2] heeft gestolen;
feit 3:op 25 december 2024 heeft geprobeerd in te breken in [café 3] ;
feit 4:op 25 december 2024 spullen en een geldbedrag heeft gestolen in een woning.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 4 en verzoekt verdachte van dit feit vrij te spreken. Verdachte heeft niet ingebroken in de woning, maar heeft de uit die woning afkomstige en bij hem aangetroffen spullen kort voor zijn aanhouding in de bosjes in een park gevonden. Voor de feiten 1, 2 en 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, maar verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan braak/verbreking en slechts een gedeelte van de aan hem ten laste gelegde goederen gestolen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 4
Op basis van de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat in de vroege ochtend van 25 december 2024 een diefstal heeft plaatsgevonden in de woning aan [adres 1] . Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte degene is die de diefstal heeft gepleegd.
De bewoner van de woning aan [adres 1] heeft die ochtend rond 04.00 uur geluid gehoord vanuit de woonkamer, waarop hij polshoogte is gaan nemen. Toen bleek dat er verschillende spullen en een geldbedrag uit zijn woning waren gestolen. Verdachte is diezelfde ochtend om 07.50 uur aangehouden in de Veemarktstraat na ontdekking op heterdaad van een poging inbraak bij [café 3] (feit 3) aan [adres 2] , welke poging inbraak hij (pas) op zitting heeft bekend. Dat is volgens internetraadpleging van de ANWB-routeplanner op nog geen 400 meter loopafstand van de woning. Nog geen vier uur na de diefstal uit de woning worden dan veel spullen uit de woning aangetroffen in een tas van de aangehouden verdachte: een iPhone, drie horloges, een armbandje en een rijbewijs, een bankpasje en een OV-kaart, die alle drie op naam van de bewoner staan. Bovendien valt op dat de door de bewoner aangegeven bankbiljetten ook onder verdachte worden aangetroffen op één biljet van 50 euro na. Gelet op de korte tijd tussen de diefstal uit de woning en het aantreffen van veel gestolen goederen bij verdachte die op dat moment juist nog een vermogensdelict had gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de pleger van de diefstal in de woning is geweest.
De verklaring van verdachte, dat hij deze spullen korte tijd daarvoor had gevonden in een tas in de bosjes in een park, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Die verklaring is niet verifieerbaar, omdat verdachte ook heeft verklaard dat hij de spullen uit de gevonden tas heeft overgeheveld naar zijn eigen tas. Bovendien heeft verdachte niet bepaald overtuigend uit kunnen leggen waarom de andere persoon de moeite heeft genomen om spullen en geld uit de woning weg te halen, maar die vervolgens grotendeels een aantal uur in bosjes achter te laten op met name één biljet van 50 euro na.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 10 december 2024 te Breda een ipad en een keyboard en enig geldbedrag en een koptelefoon en een sleutelbos, die aan [café 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte het weg te nemen geldbedragonder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
op 24 december 2024 te Breda muntjes, die aan [café 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, namelijk door gebruik te maken van een gestolen sleutelbos;
3
op 25 december 2024 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om geld en/of goederen van zijn gading dat/die aan de [café 3] toebehoorde(n) weg te nemen, met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, via de glijbaan naar binnen is gegaan en via de kelder naar boven is gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
op 25 december 2024 te Breda in een woning gelegen aan [adres 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een portemonnee en horloges en een armbandje en pasjes op naam van [aangever] en earpods en een telefoon (merk: Apple, type: iphone, kleur: wit) en enig geldbedrag, die aan [aangever] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft vier strafbare feiten gepleegd in ongeveer twee weken tijd. Hij ging een café binnen en stal daar verschillende spullen, een geldbedrag en een sleutelbos. Twee weken later ging verdachte een naastgelegen café binnen met behulp van de sleutelbos die hij in het eerste café had gestolen. De daaropvolgende nacht stal hij spullen in een woning en slechts een paar uren daarna werd verdachte aangehouden na een poging tot inbraak bij een bar.
Drie van de vier feiten hebben tot materiële schade geleid, maar alle vier zorgen ze voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij minder moeite heeft met een bedrijfsinbraak of -diefstal, omdat dit meestal wordt afgehandeld door de verzekering. Dit doet echter niets af aan de ernst van die feiten. Achter al die bedrijven zitten hardwerkende mensen die door de strafbare feiten gedupeerd worden. Verdachte heeft alleen maar oog gehad voor zijn eigen gewin en hij heeft geen respect getoond voor de eigendommen of belangen van een ander. Daar komt de nachtelijke diefstal in de woning nog bij. Verdachte heeft daarmee een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoner, terwijl de eigen woning bij uitstek de plek is waar bewoners zich veilig moet kunnen voelen.
Persoon van de verdachte
Het valt de rechtbank op dat verdachte bij de politie en de rechter-commissaris alle feiten heeft ontkend en bij de raadkamer gevangenhouding alleen de inbraak bij [café 2] heeft toegegeven. Pas op zitting heeft hij ook de feiten bij [café 1] en [café 3] toegegeven. Het lijkt erop dat hij dat heeft gedaan omdat hij wist dat hij daar sowieso niet onderuit kon komen, gelet op met name het beeldmateriaal in het dossier. Gelet op de bewezenverklaring van de door verdachte ontkende diefstal concludeert de rechtbank dat verdachte niet de volle verantwoordelijkheid heeft genomen en slechts berekenend heeft bekend. Daarbij blijkt uit het omvangrijke strafblad van verdachte dat hij herhaaldelijk is veroordeeld voor vermogensfeiten. Verdachte heeft daarover ter zitting verklaard dat hij de feiten met name heeft gepleegd onder invloed van verdovende middelen. Hij liep ten tijde van de feiten nog in drie proeftijden van eerdere veroordelingen. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het rapport over verdachte van de reclassering van 17 juni 2024 blijkt dat er sprake is van een delictpatroon als het gaat om vermogensdelicten. Uit het rapport van de reclassering van 5 november 2024 blijkt dat verdachte bij de reclassering weinig probleembesef heeft getoond en zijn delictgedrag bagatelliseerde. Verdachte bleek onvoldoende gemotiveerd om mee te werken aan eerder aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Het herhalingsrisico wordt ingeschat als hoog, gelet op de instabiliteit op alle leefgebieden en de aanwezigheid van hardnekkige middelenproblematiek.
Strafmaat
De rechtbank betrekt bij de strafmaat tot slot de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een inbraak in een bedrijfspand is het oriëntatiepunt bij veelvuldige recidive vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en voor een insluiping in een woning twee maanden. Bij verdachte is sprake van veelvuldige recidive van soortgelijke strafbare feiten, te weten verschillende soorten vermogensdelicten. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opleggen, met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij in feit 4 [aangever] (hierna: [aangever] ) vordert een schadevergoeding van
€ 505,00.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit 4 gepleegd heeft. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig gehandeld heeft tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
[aangever] stelt dat hij materiële schade heeft geleden, gelet op het feit dat er spullen en een geldbedrag uit zijn woning zijn weggenomen. Een gedeelte van de weggenomen spullen is teruggevonden bij verdachte tijdens zijn aanhouding, maar een gedeelte ook niet. [aangever] heeft zijn schade begroot op een bedrag van € 505,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
De verdediging heeft de gestelde omvang van de materiële schade niet betwist, aangezien haar betwisting zich alleen richtte op spullen die de politie aan [aangever] reeds teruggegeven heeft. De ontvreemde spullen die [aangever] in zijn vordering heeft opgegeven, heeft hij niet teruggekregen. Dit betekent dat de hierop betrekking hebbende schade van € 325,00 voor vergoeding in aanmerking komt.
De vordering van € 180,00 voor het gestolen geldbedrag acht de rechtbank in beginsel toewijsbaar tot het bedrag van € 170,00 van de bankbiljetten, zoals opgenomen in de bijlage bij zijn aangifte. Daar is het bedrag als volgt gespecificeerd: 3x50, 2x5 en 1x10. Onder verdachte is kort na de diefstal onder andere in beslag genomen: 2x50, 1x10 en 2x5. Daarvan zal de rechtbank hierna bij de bespreking van het beslag de teruggave gelasten aan de benadeelde partij als rechthebbende. Dat betekent dat van de vordering voor het gestolen geld nog een bedrag van € 50,00 zal worden toegewezen en de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het totale toe te wijzen deel van de schade komt daarmee op € 375,00. De rechtbank zal de rente toewijzen vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 25 december 2024. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

De rechtbank constateert dat er geen beslaglijst voorhanden is, maar vast staat wel dat bij verdachte tijdens zijn aanhouding (onder andere) een contant geldbedrag is aangetroffen dat in beslag is genomen. Verdachte heeft van dit geldbedrag geen afstand gedaan. De rechtbank stelt daarom ambtshalve vast dat er nog beslag rust op een onder verdachte in beslag genomen geldbedrag en dat zij daarover een beslissing moet nemen.
Het in beslag genomen bedrag van in totaal € 134,70 bestaat volgens de kennisgevingen van inbeslagname uit twee biljetten van € 50,00, een biljet van € 10,00 en twee biljetten van
€ 5,00 en daarnaast uit muntgeld. Gelet op wat onder 4.3 en 7 is overwogen, is [aangever] naar het oordeel van de rechtbank als rechthebbende aan te merken van die bankbiljetten. De rechtbank zal daarom de teruggave van € 120,00 aan de benadeelde partij als eigenaar gelasten. Van de rest van het in beslag genomen geld zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

Parketnummer 02-242925-22
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee weken, die door de politierechter in deze rechtbank aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 20 december 2022, ten uitvoer zal worden gelegd.
Parketnummer 02-263514-23
De officier van justitie heeft gevorderd dat de door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis van 9 januari 2024 opgelegde voorwaardelijke straf van twee weken, ten uitvoer zal worden gelegd.
Parketnummers 02-242925-22 en 02-263514-23
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde feiten binnen de proeftijden van deze voorwaardelijke straffen zijn gepleegd en dat verdachte daarmee telkens de algemene voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank zal daarom deze vorderingen toewijzen.
Parketnummer 02-302174-22
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee maanden, die door de politierechter in deze rechtbank aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 17 februari 2023, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt allereerst vast dat dit parketnummer ziet op de veroordeling in eerste aanleg, waarvan verdachte in hoger beroep is gegaan. Bij op 8 februari 2024 onherroepelijk geworden arrest van 25 oktober 2023 onder parketnummer 20-000478-23 heeft het Gerechtshof Den Bosch dezelfde straf opgelegd als in eerste aanleg de rechtbank. De rechtbank begrijpt de vordering tenuitvoerlegging als gericht op een tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de straf van het Gerechtshof.
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde feiten binnen de proeftijd van deze voorwaardelijke straf zijn gepleegd en dat verdachte daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank acht toewijzing van de vordering echter niet opportuun, omdat op 31 maart 2025 op een politierechtzitting van deze rechtbank de vordering tenuitvoerlegging van het arrest wegens overtreding van de bijbehorende bijzondere voorwaarden behandeld wordt. De rechtbank zal daarom deze vordering afwijzen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak;
feit 2:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 3:poging tot diefstal;
feit 4:diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de
wil van de rechthebbende bevindt;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave van een deel van het inbeslaggenomen geld aan de rechthebbende [aangever] , te weten een bedrag van
120 euro;
- gelast de teruggave van het overige in beslag genomen geld aan verdachte;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 20 december 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-242925-22
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van twee weken;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 9 januari 2024 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-263514-23
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van twee weken;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02-302174-22 af;
Benadeelde partij
Feit 4
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van € 375,- aan materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 25 december 2024;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever] , € 375,- te betalen vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 25 december 2024;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.C. Paijmans, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en
mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 april 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 10 december 2024 te Breda, althans in Nederland,
een of meerdere CD-spelers en/of een mengpaneel en/of een Mac mini computer en/of een of meerdere opladers en/of een of meerdere Ipads en/of een keyboard en/of enig geldbedrag en/of een koptelefoon en/of een of meerdere sleutels en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [café 1] ( [café 1] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 24 december 2024 te Breda, althans in Nederland,
een mengtafel en/of een pioneer CD speler en/of een of meerdere muntjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [café 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutel door gebruik te maken van een gestolen sleutelbos;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 25 december 2024 te Breda, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
geld en/of goederen van zijn gading in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [café 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking een goederenluik heeft opengebroken en/of via de glijbaan naar binnen is gegaan en/of via de kelder naar boven is gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 25 december 2024 te Breda, althans in Nederland, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een portemonnee en/of een of meer horloges (merk: Omega) en/of een armbandje en/of een of meer pasjes op naam van [aangever] en/of airpods en/of een telefoon (merk: Apple, type: Iphone, kleur: wit) en/of enig geldbedrag (ongeveer 180,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )