ECLI:NL:RBZWB:2025:2060

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
02-045278-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van methamfetamine en vuurwapens

Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van methamfetamine en vuurwapens. De verdachte, geboren in 1972, werd bijgestaan door raadsman mr. A.H.J. Bals. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte de productie van ongeveer 80 kilogram methamfetaminetartraat en 40 liter methamfetaminebase, alsook het voorhanden hebben van een vuurwapen en een stroomstootwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van een materiaal bevattende methamfetamine in de periode van 1 tot en met 4 februari 2021 en in januari 2021. De rechtbank achtte het niet bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de productie van methamfetamine, waardoor zij voor dat deel van de tenlastelegging werd vrijgesproken. Wat betreft de wapens, werd vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen en een stroomstootwapen voorhanden had, wat wettig en overtuigend bewezen werd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/045278-21
vonnis van de meervoudige kamer van 10 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 maart 2025, waarbij de officier van justitie mr. C.M.J.M. van Buul en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan de productie van ongeveer 80 kilogram methamfetaminetartraat en 40 liter methamfetaminebase (olie) dan wel dit middel aanwezig heeft gehad, dan wel dat zij hier medeplichtig aan is;
2. een vuurwapen en een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde en bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit. Daarnaast kan feit 2 wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat sprake is van medeplichtigheid en niet van medeplegen. Daarvoor is de rol van verdachte te beperkt. Feit 2 kan bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage (bijlage II) die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 februari 2021 heeft de politie een onderzoek ingesteld naar de loods achter de woning van verdachte aan [adres] . Op het erf bij de loods werd door [verbalisant] een zoete indringende geur waargenomen waarvan hem ambtshalve bekend was dat deze geur kenmerkend is voor de geur die vrijkomt bij de productie van synthetische drugs. Door de politie is een methamfetamine laboratorium aangetroffen waar vervolgens forensisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De Landelijke Faciliteit Ontmantelen heeft ook een onderzoek ingesteld en door hen genomen monsters door het NFI laten onderzoeken. Op grond van deze onderzoeken en de verslaglegging daarvan in het dossier stelt de rechtbank vast dat er op het moment van ontdekking een laboratorium in werking was, waar op grootschalige wijze methamfetamine werd geproduceerd met gebruik van de Aluminium-Amalgaam methode. De opstelling bevatte onder meer een gaswasinstallatie, centrifuges waarbij kussenslopen als filters gebruikt werden, metalen vaten, een reactieketel, IBC-containers en klemdekselvaten. Ook waren er grote hoeveelheden vloeistoffen en andere chemicaliën aanwezig die gebruikt kunnen worden voor deze productie, zoals aceton, BMK, tolueen, bio-ethanol, zoutzuur, wijnsteenzuur, caustic soda en kwikchloride.
In de loods op het erf werden medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangetroffen in de productieruimte en [medeverdachte 3] werd aangetroffen in de tent in het slaapvertrek. Verdachte is in de op het terrein aanwezige woning aangetroffen.
Aangetroffen hoeveelheden
De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier onvoldoende blijkt dat de in de tenlastelegging genoemde 80 kilogram methamfetaminetartraat en 40 liter methamfetaminebase (olie) is aangetroffen, maar dat hieruit wel blijkt dat verschillende hoeveelheden van een materiaal bevattende methamfetamine zijn aangetroffen.
Aanwezig hebben van drugs
Voor de vraag of de verdachte opzettelijk verdovende middelen aanwezig heeft gehad als bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet, is niet doorslaggevend aan wie die verdovende middelen toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen.
De verdovende middelen zullen zich wel in de machtssfeer van de verdachte moeten bevinden. Daarvoor is noodzakelijk dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze vereisten voldaan. Verdachte had allereerst wetenschap van de aanwezigheid van de drugs, althans de aanmerkelijke kans daarop. Daarvoor is van belang dat verdachte heeft verklaard dat zij via een kennis vernam dat zij haar loods kon verhuren en zo wat extra geld kon verdienen. Na een eerste bezoek kwamen twee mannen in september of oktober 2020 in drie tot vier weken de boel opbouwen in de loods. Spaanstalige jongens zijn eind november 2020 begonnen met produceren. Verdachte had een vermoeden dat er drugs werden geproduceerd, maar zij wist niet precies wat. Dat dacht zij door alle buizen die ze had gezien en omdat ze weleens op het nieuws had gezien dat er een lab werd opgerold. Ook moest zij regelmatig de geur controleren, omdat ze tussen 22:00 en 04:00-05:00 uur gingen “dampen”. Verder moest zij een keer acht of tien kussenslopen kopen, omdat de productie verder moest. Tot slot moest zij op enig moment de afzuiging in het lab aanzetten. Ze rook toen een zware lucht, droeg handschoenen en had een masker op. Zij zag daarbij dat er slijk op de grond lag en dat het lab vol stond met jerrycans, blauwe vaten en kannen bio-ethanol. Tot slot ontving zij € 5.000,- voor de huur van de loods voor alleen de maand december 2020, en zou datzelfde bedrag voor januari 2021 in het vooruitzicht zijn gesteld.
Daarnaast bevonden de drugs zich in de machtssfeer van verdachte. Haar woning en de loods stonden op hetzelfde terrein dat werd afgesloten door een hek met een slot waarvan verdachte de sleutel had. De loods bevond zich direct achter de woning en was niet afgesloten. Zij had aldus vrijelijk toegang tot de loods. Zij is ook daadwerkelijk en meermalen in de loods geweest om bij de jongens te kijken of alles in orde was. Zij is ook in de slaapruimte geweest waarin zij de tent, een koel- vriescombinatie, een bakplaatje, een stoel om op te zitten en een campingtafeltje zag. Zij heeft op enig moment op verzoek van [naam] gekeken of de jongens nog in de loods waren, wat toen niet het geval bleek te zijn. Verdachte is ook binnen geweest bij het lab toen zij van [naam] de afzuiging moest aanzetten.
Periode
Verdachte heeft verklaard dat de productie in november 2020 begon, dat de Spaanstalige jongens in de tweede week van januari 2021 ongeveer vijf dagen in haar loods zijn geweest, en dat zij, na afwezigheid van een week, in de loods verbleven tot aan de dag van de ontmanteling op 4 februari 2021. Gelet op deze verklaring, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de drugs aanwezig heeft gehad in de periode 1 tot en met 4 februari 2021 en in de maand januari 2021.
Conclusie
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende methamfetamine aanwezig heeft gehad in de periode 1 tot en met 4 februari 2021 en in de maand januari 2021, zoals ten laste gelegd onder feit 1. Nu van een bewuste en nauwe samenwerking ten aanzien van dat aanwezig hebben geen sprake is, zal verdachte worden vrijgesproken voor zover medeplegen ten laste is gelegd. Daarnaast is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich (al dan niet in vereniging) schuldig heeft gemaakt aan het produceren van methamfetamine, zodat zij ook daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 2
In de woning van verdachte zijn op 4 februari 2021 aangetroffen een pistool en een stroomstootwapen. Verdachte heeft bekend dat dit pistool en stroomstootwapen van haar zijn.
Volgens het proces-verbaal van bevindingen van 16 februari 2021 is het pistool van het merk Röhm, type RG Leopard met kaliber 9 mm flobert Grenaille. Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Volgens het proces-verbaal beschrijving in beslag genomen wapens van 4 maart 2021 is het stroomstootwapen zonder merknaam en met type aanduiding 50000KV een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie II, onder ten 5e van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wapen van categorie III en een wapen van categorie II voorhanden heeft gehad, zoals ten laste gelegd onder feit 2.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
in de periode van 1 februari 2021 tot en met 4 februari 2021 en in de maand januari 2021 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
op 4 februari 2021 te [plaats] , een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (merk Röhm, type RG Leopard 9mm flobert Grenaille) en een wapen van categorie II onder 5, te weten een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak en het feit dat verdachte vanaf het begin af aan heeft meegewerkt en openheid van zaken heeft gegeven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en de rol van verdachte, met het feit dat zij vanaf het begin af aan haar medewerking heeft verleend en met het tijdsverloop in deze zaak. Zij verzoekt een forse voorwaardelijke straf op te leggen en stelt dat een werkstraf een mogelijkheid is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een materiaal bevattende methamfetamine. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze harddrug vanaf het eerste gebruik direct verslavend is. Gebruikers gaan snel steeds meer gebruiken om de euforische effecten van de methamfetamine te kunnen blijven voelen. Het gebruik brengt echter enorme gezondheidsrisico’s met zich. Verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor de mogelijkheid om geld te verdienen. Voor wat betreft de wapens is van belang dat het onbevoegd voorhanden hebben daarvan een ernstige inbreuk op de rechtsorde maakt en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de
LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte geen strafblad heeft, dat het pistool onklaar gemaakt was en dat het stroomstootwapen nog in de originele verpakking lag. Verder is van belang dat verdachte is benaderd tijdens de coronacrisis, tijdens welke werkgelegenheid voor velen en ook voor haar wegviel. De rechtbank oordeelt het aannemelijk dat verdachte zich daardoor in een kwetsbare positie bevond. Uit het rapport van de reclassering van 20 mei 2022 volgt dat zij niet meer in aanraking is geweest met justitie sinds deze feiten, dat reclassering nauwelijks criminogene factoren ziet, dat er geen sprake is van een delictpatroon en dat het risico op recidive als laag wordt ingeschat. Zij heeft hard gewerkt en komt zelfstandig en stabiel over. De rechtbank neemt het rapport in positieve zin mee.
Tot slot neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat sprake is van een zeer lang tijdsverloop (meer dan vier jaar) sinds de datum waarop verdachte de feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft aannemelijk gemaakt dat de kwetsbare situatie waarin zij zich ten tijde van feit 1 bevond welke verband hield met de coronacrisis aanmerkelijk is gewijzigd in die zin dat zij nu fulltime werkt en op legale wijze inkomsten genereert.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis passend en geboden. Dat betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de
Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 90 (negentig) dagen, waarvan
86 (zesentachtig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 (tweehonderd) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Remerie, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en
mr. J. Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 april 2025.
De voorzitter is buiten staat te tekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode(n) van
1 februari 2021 tot en met 4 februari 2021 en/of
4 januari 2021 tot en met 17 januari 2021, in elk geval de maand januari 2021
te [plaats] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 80 kilogram methamfetaminetartraat en/of circa 40 liter
methamfetaminebase( olie),
in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel vermeld op lijst I bij de
Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in
elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer
middel(en)
vermeld op lijst I bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van
die wet;
(PRODUCTIE SYNTHETISCHE DRUGS AAN [adres]
[adres] )
(artikel 2 jo. 10B/D Opiumwet i.v.m. 47 Wetboek van Strafrecht.)
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een
of meer N.N. personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 februari 2021 tot en met 4 februari 2021 en/of
4 januari 2021 tot en met 17 januari 2021, in elk geval de maand januari 2021
te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft/hebben gehad
een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende methamfetamine zijnde methamfetamine een
middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet,
in elk geval (telkens) een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende een of meer middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 1 februari 2021 tot en met 4 februari 2021 en/of
4 januari 2021 tot en met 17 januari 2021, in elk geval de maand januari 2021
, te [plaats] , althans in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door
* een schuur/loods/ruimte (alwaar bovengenoemde productie van
synthetische drugs (methamfetamine))
plaatsvond) te verhuren en/of ter beschikking te (laten) stellen en/of
* de stroom- en/of watervoorziening voor die schuur/loods/ruimte te faciliteren
en/of ter beschikking te stellen en/of
* werkzaamheden te verrichten in en/of vanuit en/of vanaf de schuur/loods/ ruimte
(alwaar bovengenoemde productie van synthetische drugs plaatsvond) (te
weten o.a. het naar binnen brengen van kussenslopen en/of het aanzetten van de
afzuiging en/of de geur van vrijgekomen dampen te controleren;
(MEDEPLICHTIGHEID AAN DE PRODUCTIE VAN SYNTHETISCHE DRUGS AAN
[adres] ) (artikel 2 jo. 10 Opiumwet i.v.m.
48 Sr.)
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2.
zij op of omstreeks 4 februari 2021 te [plaats] , een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen( merk Röhm, type RG Leopard 9mm flobert Grenaille)
en/of
een wapen van categorie II onder 5, te weten een stroomstootwapen
voorhanden heeft gehad.
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )