Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering
4.De beoordeling
.De kantonrechter acht een termijn van veertien dagen om de proceskosten te betalen, na daartoe te zijn aangeschreven, redelijk. De proceskosten van [werknemer] worden begroot op:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, die in dienst was als algemeen technisch medewerker, vorderde betaling van loon dat onder het wettelijk minimumloon lag, evenals vakantiegeld en reiskostenvergoeding. De werkgever was niet verschenen in de procedure, waardoor verstek werd verleend. De werknemer had eerder meerdere keren om betaling gesommeerd, maar de werkgever had hierop niet gereageerd.
De kantonrechter oordeelde dat de werknemer een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, gezien het feit dat het om loonbetalingen ging. De rechter ging uit van de juistheid van de stellingen van de werknemer, aangezien de werkgever geen verweer had gevoerd. De loonvorderingen werden toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en rente. Ook werd de werkgever veroordeeld tot het verstrekken van loonspecificaties, op straffe van een dwangsom.
Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de werkgever direct aan de betalingsverplichtingen moest voldoen, ondanks mogelijke hoger beroep.