ECLI:NL:RBZWB:2025:2055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
02-033166-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de productie van methamfetamine met onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan voorarrest

Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de productie van methamfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen produceren van methamfetamine. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 4 februari 2021 een drugslaboratorium werd aangetroffen in een loods, waar verdachte en medeverdachten aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de productie van methamfetamine. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, maar de rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig. De rechtbank kwam tot de conclusie dat verdachte wist dat er drugs werden geproduceerd en dat hij samen met de medeverdachten handelingen verrichtte die leidden tot de productie van methamfetamine.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 300 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop, de rol van de verdachte, en zijn huidige gezinssituatie. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de voorzitter was buiten staat te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/033166-21
vonnis van de meervoudige kamer van 10 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. Z. Yeral, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 maart 2025, waarbij de officier van justitie mr. C.M.J.M. van Buul en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan de productie van methamfetamine dan wel dit middel aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] methamfetamine heeft geproduceerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Er is onvoldoende bewijs dat verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de strafbare handelingen die plaatsvonden in het laboratorium en dat hij daaraan een substantiële bijdrage heeft geleverd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage (bijlage II) die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 februari 2021 heeft de politie een onderzoek ingesteld naar de loods achter de woning aan [adres] . Op het erf bij de loods werd door [verbalisant] een zoete indringende geur waargenomen waarvan hem ambtshalve bekend was dat deze geur kenmerkend is voor de geur die vrijkomt bij de productie van synthetische drugs. Door de politie is een methamfetamine laboratorium aangetroffen waar vervolgens forensisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De Landelijke Faciliteit Ontmantelen heeft ook een onderzoek ingesteld en door hen genomen monsters door het NFI laten onderzoeken. Op grond van deze onderzoeken en de verslaglegging daarvan in het dossier stelt de rechtbank vast dat er op het moment van ontdekking een laboratorium in werking was, waar op grootschalige wijze methamfetamine werd geproduceerd met gebruik van de Aluminium-Amalgaam methode. De opstelling bevatte onder meer een gaswasinstallatie, centrifuges waarbij kussenslopen als filters gebruikt werden, metalen vaten, een reactieketel,
IBC-containers en klemdekselvaten. Ook waren er grote hoeveelheden vloeistoffen en andere chemicaliën aanwezig die gebruikt kunnen worden voor deze productie, zoals aceton, BMK, tolueen, bio-ethanol, zoutzuur, wijnsteenzuur, caustic soda en kwikchloride.
In de loods op het erf werden de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangetroffen in de productieruimte en verdachte werd aangetroffen in de tent in het slaapvertrek.
Aangetroffen hoeveelheden
De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier onvoldoende blijkt dat de in de tenlastelegging genoemde 80 kilogram methamfetaminetartraat en 40 liter methamfetaminebase (olie) is aangetroffen, maar dat hieruit wel blijkt dat verschillende hoeveelheden van een materiaal bevattende methamfetamine zijn aangetroffen.
Wetenschap verdachte
De verklaring van verdachte komt er kort gezegd op neer dat hij als toerist naar Nederland kwam om het land te zien en dat hij met medeverdachten (en familieleden) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meeging omdat zij een schoonmaakklus hadden. Verdachte stelt dat hij niets van een drugslaboratorium af wist. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte is namelijk aangetroffen in de slaapruimte behorende bij een in werking zijnd drugslaboratorium, zonder dat hij inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij als toerist juist daar beland is. Uit de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt verder dat zij meerdere dagen in het laboratorium hebben verbleven tot hun aanhouding op 4 februari 2021.
Ook is het DNA van verdachte aangetroffen op twee mond/neusmaskers en het DNA van de twee medeverdachten is aangetroffen op twee volgelaatmaskers. Daarnaast heeft [medeverdachte 3] verklaard dat er drugs geproduceerd werden in de loods. Tot slot is niet aannemelijk geworden dat sprake was van (onschuldige) schoonmaakwerkzaamheden, omdat uit het dossier blijkt dat het laboratorium in werking was en overal grote hoeveelheden onopgeruimde vaten en ander materiaal aanwezig waren. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat er in de loods drugs werden geproduceerd.
Medeplegen productie drugs
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden en nu niet is gebleken dat er in de tenlastegelegde periode in het drugslaboratorium anderen dan verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig zijn geweest, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en de twee medeverdachten tezamen werkzaamheden voor de productie van methamfetamine hebben verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering en is de bijdrage van alle drie de verdachten van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Conclusie
De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op een of meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2021 tot en met 4 februari 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt hoeveelheden van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
32 maanden met aftrek van voorarrest. Daarbij is rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak en het gegeven dat anderen die hoger in rang zijn in een ander onderzoek al veroordeeld zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak, met de rol van verdachte, met het feit dat hij geen nieuwe strafbare feiten meer heeft gepleegd en met zijn huidige gezinssituatie en een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, eventueel gecombineerd met een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de productie van methamfetamine. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze harddrug vanaf het eerste gebruik direct verslavend is. Gebruikers gaan snel steeds meer gebruiken om de euforische effecten van de methamfetamine te kunnen blijven voelen. Het gebruik brengt echter enorme gezondheidsrisico’s met zich. Niet alleen is er zichtbare lichamelijke schade door bijvoorbeeld huid- en gebitsproblemen. Veelvuldig gebruik kan ook zorgen voor forse psychische klachten. Bij langdurig gebruik kan methamfetamine ook dodelijk zijn. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen kennelijk niet bekommerd en met zijn handelen geprobeerd het aanbod van dit verwoestende middel in stand te houden. Verdachte heeft kennelijk uitsluitend een mogelijkheid gezien om op een snelle manier geld te verdienen.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de
LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De ernst van het feit rechtvaardigt een stevige gevangenisstraf, maar daarbij dient opgemerkt te worden dat verdachte in voorarrest al meer dan vijf maanden heeft vastgezeten. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte geen strafblad heeft in Nederland en voor zover bekend ook niet in het buitenland. Verder houdt de rechtbank in positieve zin rekening met het gegeven dat verdachte naar Nederland is gereisd om de zitting bij te wonen en verantwoording af te leggen. Daar komt bij dat het in deze zaak om een relatief korte periode van productie gaat, namelijk vier dagen. Verder is van belang dat verdachte is benaderd tijdens de coronacrisis, tijdens welke werkgelegenheid voor velen wegviel. De rechtbank oordeelt het aannemelijk dat verdachte zich daardoor in een kwetsbare positie bevond.
Tot slot neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat sprake is van een zeer lang tijdsverloop (meer dan vier jaar) sinds de datum waarop verdachte het feit heeft gepleegd. Verdachte heeft aannemelijk gemaakt dat de kwetsbare situatie waarin hij en de medeverdachten ten tijde van dit feit verkeerden welke verband hield met de coronacrisis aanmerkelijk is gewijzigd, in die zin dat zij en hun familie thans gesetteld zijn en op een legale wijze inkomsten genereren.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 137 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Dat betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 300 (driehonderd) dagen, waarvan 137 (honderdzevenendertig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Remerie, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en
mr. J. Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 april 2025.
De voorzitter is buiten staat te tekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode(n) van
1 februari 2021 tot en met 4 februari 2021
te [plaats] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 80 kilogram methamfetaminetartraat en/of circa 40 liter
methamfetaminebase( olie),
in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel vermeld op lijst I
bij de Opiumwet, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende een of meer middel(en) vermeld op lijst I bij de
Opiumwet;
(PRODUCTIE SYNTHETISCHE DRUGS AAN [adres]
)
(artikel 2 jo. 10B/C/D Opiumwet i.v.m. 47 Wetboek van Strafrecht.)