ECLI:NL:RBZWB:2025:2044

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
C/02/423270 / HA ZA 24-300 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • A. Akdikan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen in het kader van een overeenkomst van verkoop en levering van visproducten

In deze civiele zaak heeft [eiseres] B.V., een groothandel in vis en visproducten, [gedaagden], een horecagelegenheid, gedagvaard wegens onbetaalde facturen. De eiseres vordert een bedrag van € 27.732,07, vermeerderd met rente en incassokosten. De rechtbank heeft op 9 april 2025 vonnis gewezen, waarbij de vordering van [eiseres] werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [eiseres] onvoldoende heeft aangetoond dat er een overeenkomst bestond tussen partijen. De eiseres heeft geen bewijsstukken overgelegd, zoals overeenkomsten of facturen, en heeft niet voldoende onderbouwd dat de gedaagden hun verplichtingen niet zijn nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is, gezien de aard van de overeenkomst en de vestigingsplaats van de eiseres. De proceskosten zijn voor rekening van [eiseres], die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/423270 / HA ZA 24-300
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. L.M. Ravestijn,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

gevestigd in [plaats 2] ,
en haar vennoten:
2.
[gedaagde 2],
wonend in [plaats 3] ,
3.
[gedaagde 3],
wonend in [plaats 4] (België),
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden ] ,
advocaat: mr. A.J.K. Fluit, die zich op 16 januari 2025 heeft onttrokken.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagden ] op 23 mei 2024 gedagvaard. [gedaagden ] heeft hierop op 20 augustus 2024 gereageerd met een conclusie van antwoord. In het tussenvonnis van 25 september 2024 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bevolen op 23 januari 2025.
1.2.
Op 16 januari 2025 heeft mr. Fluit zich onttrokken als advocaat van [gedaagden ] . [gedaagden ] heeft vervolgens de gelegenheid gekregen om een nieuwe advocaat te laten stellen, maar zij heeft hiervan geen gebruikgemaakt. [eiseres] heeft zich hierna niet uitgelaten over de verdere voortgang van de procedure. Daarom heeft de mondelinge behandeling geen doorgang gevonden en is uiteindelijk vonnis bepaald. Het vonnis wordt gewezen op basis van de aanwezige stukken: de dagvaarding zonder producties en de conclusie van antwoord met producties 1 en 2.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een groothandel in vis en visproducten. [gedaagden ] exploiteert een horecagelegenheid. [gedaagden ] neemt vis, en schaal- en schelpdieren af van [eiseres] .
2.2.
Op 10 mei, 24 augustus en 15 september 2021 betaalt [gedaagden ] respectievelijk € 1.000,00, € 13.500,00 en € 16.000,00 aan [eiseres] , wat resulteert in een totaalbetaling van € 30.500,00. Op 12 oktober 2020 crediteert [eiseres] een bedrag van € 1.458,42.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagden ] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 27.732,07, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand en € 1.052,32 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagden ] in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vordering het volgende ten grondslag. Op grond van (een) tussen partijen gesloten overeenkomst(en) van verkoop en levering heeft [eiseres] aan [gedaagden ] vis en/of visproducten, althans levensmiddelen/goederen verkocht. In of omstreeks de periode 20 juli tot en met 20 november 2020 heeft [eiseres] zijn facturen naar [gedaagden ] gestuurd. [gedaagden ] heeft een bedrag van € 30.500,00 betaald en € 1.458,42 is gecrediteerd, maar [gedaagden ] komt haar afspraak niet na door het resterende bedrag van € 27.732,06 onbetaald te laten.
3.3.
[gedaagden ] voert verweer. [gedaagden ] concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagden ] voert het volgende aan. [gedaagden ] betwist dat zij leveringen onbetaald heeft gelaten. Zij voert aan dat zij heeft betaald voor hetgeen zij heeft besteld en geleverd heeft gekregen van [eiseres] .

4.De beoordeling

Nederlandse rechter is bevoegd en Nederlands recht is van toepassing
4.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat gedaagde partij 3 in België woont. Daarom moet de rechtbank eerst ambtshalve de vraag beantwoorden of zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en zo ja, welk recht van toepassing is.
4.2.
De Nederlandse rechter is bevoegd. Deze zaak draait namelijk om de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken die volgens de (gestelde) overeenkomst in Nederland zijn geleverd. [1]
4.3.
Nederlands recht is van toepassing. In deze zaak gaat het namelijk om de (gestelde) overeenkomst voor de verkoop van roerende zaken en de verkoper, [eiseres] , is gevestigd in Nederland. [2]
Onvoldoende (gemotiveerd) gesteld en zonder onderbouwing gelaten
4.4.
[eiseres] legt aan zijn vordering een overeenkomst ten grondslag. Op grond van de hoofdregel van het bewijsrecht moet [eiseres] (gemotiveerd) stellen en bij voldoende betwisting onderbouwen dat deze overeenkomst bestaat. [3] Dat heeft [eiseres] onvoldoende gedaan. [eiseres] heeft geen (enkele) overeenkomst, factuur en/of correspondentie overgelegd. [eiseres] heeft daarnaast niets (concreets) gesteld over de inhoud van de afspraken met [gedaagden ] , zoals welke producten precies zijn geleverd en tegen welke prijs.
Proceskosten komen voor rekening van [eiseres]
4.5.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagden ] worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
786,00
(1 punt × € 786,00)
Totaal
3.675,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 3.675,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. Akdikan en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7 aanhef en lid 1 onder a Verordening (EU) nr. 1215/2012.
2.Artikel 4 lid 1 onder a Verordening (EG) nr. 593/2008.
3.Artikel 150 Rv.