6.3Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft een medewerker van de Justitiële Jeugdinrichting [locatie 2] zwaar mishandeld door met een waterkoker met kokend water in zijn richting te zwaaien, waarbij hij de medewerker in het gezicht heeft geraakt. Dit gebeurde tijdens een conflict met een andere gedetineerde, waarbij de medewerker tussenbeide kwam. Het slachtoffer kreeg het kokende water over zich heen en liep ernstige brandwonden op onder andere in zijn gezicht. Daarnaast had het slachtoffer een afgebroken voortand en letsel aan zijn ringvinger. Door op deze wijze te handelen, heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Brandwonden zijn vreselijk pijnlijk en kunnen littekens en huidverkleuringen veroorzaken. Dit volgt ook uit de indringende verklaring van het slachtoffer ter terechtzitting. Hij is nog steeds niet geheel hersteld van zijn verwondingen en wordt iedere dag nog geconfronteerd met de gevolgen van het feit. Zijn huid is nog steeds beschadigd en deels gevoelloos. Het slachtoffer heeft er begrijpelijkerwijs erg veel moeite mee dat hij deze extreme pijn heeft moeten doorstaan door toedoen van verdachte, die hij juist wilde helpen. De rechtbank acht het strafverzwarend dat dit incident heeft plaatsgevonden tegen een medewerker van de JJI, terwijl verdachte notabene een PIJ-maatregel onderging voor een ander strafbaar feit.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank slaat acht op het dubbel persoonlijkheidsonderzoek dat over verdachte is opgesteld. Uit het psychiatrisch rapport van [psychiater] van 30 juli 2024 blijkt dat sprake is van psychotrauma- of stressor-gerelateerde stoornis, een aandachtsdeficiëntie/ hyperactiviteitsstoornis (een neurobiologische ontwikkelingsstoornis), een norm-overschrijdende gedragsstoornis (in ernstige mate), een stoornis in cannabisgebruik, een persoonlijkheidsstoornis (met borderline en antisociale kenmerken) en mogelijk een lager dan gemiddeld cognitief niveau met het risico op overvraging/overschatting. Dit alles bij een persoonlijke geschiedenis van psychische en lichamelijke mishandeling en verwaarlozing als kind. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het bewezenverklaarde, waardoor wordt geadviseerd het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico op gewelddadig gedrag is hoog als de behandelsetting en het beveiligingsniveau ongewijzigd blijven. Om zijn risicofactoren/pathologie te kunnen bewerken is een hoger beveiligde setting nodig waar de focus ligt op de individuele behandeling en ontregelen vanuit de behandeling mogelijk is met minimaal gevaar voor derden en verdachte zelf. Gezien de pathologie is in een groep functioneren nog te moeilijk. Hiertoe wordt het opleggen van een tbs met dwangverpleging geadviseerd.
Ter zitting heeft de deskundige daaraan toegevoegd dat het niet schort aan motivatie bij verdachte. Gezien de complexe pathologie van verdachte kan hij echter niet voldoen aan gestelde voorwaarden in het kader van een tbs met voorwaarden. De noodzakelijke behandeling zal (moeten) leiden tot ontregeling en escalaties. De focus moet op die behandeling zijn gericht en (nog) niet op vrijheid en terugkeer in de maatschappij. In de afgelopen jaren is verharding opgetreden en is de behandeling onvoldoende gebleken. De behandeling vergt volledige focus en vanuit daar kan weer perspectief worden geboden. Het is noodzakelijk dat die behandeling plaatsvindt in een gesloten setting met een ongelimiteerde tijdspanne.
Uit het psychologisch onderzoek van dr. [klinisch psycholoog] van 6 december 2024 blijkt dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met hypervigilant narcistische en antisociale trekken, van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis ten gevolge van aanzienlijke vroeggeboorte, van een “ongespecificeerde psychotrauma- of stressor- gerelateerde stoornis” ten gevolge van de onveilig verlopen hechting en van een matige stoornis in het gebruik van cannabis. Ten tijde van het feit waren bovengenoemde stoornissen aanwezig, maar de stoornis in het gebruik van cannabis was in vroege remissie. Ook de psycholoog adviseert het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Buiten zorg wordt het risico op recidive in gewelddadig gedrag hoog geacht. Binnen klinische zorg wordt het risico ingeschat als matig. Om het recidiverisico te verminderen is langdurige behandeling binnen een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) nodig. De psycholoog adviseert de geïndiceerde behandeling op te leggen binnen het kader van een tbs met voorwaarden. Enerzijds zorgt dit voor een streng kader, mede met het oog op borging van de veiligheid voor de maatschappij, en anderzijds zorgt dit ervoor dat verdachte de kans krijgt om te tonen dat hij de afgelopen maanden in de Justitiële Jeugdinrichting [locatie 1] heeft geleerd van zijn verleden en de positieve groei door onder meer zijn gemotiveerde start met schematherapie, kan voortzetten.
Ter zitting heeft de deskundige daaraan toegevoegd dat de motivatie van verdachte tijdens de afgelopen maanden in combinatie met de positieve feedback vanuit [locatie 1] maken dat tbs met voorwaarden moet worden overwogen. Er moet een langdurige klinische behandeling in een FPK plaatsvinden, maar dit kan ook in het kader van tbs met voorwaarden. Uit het persoonlijkheidsonderzoek blijkt op geen enkele wijze dat verdachte een gebrek aan leervermogen heeft. Ook bij de schematherapie toont hij inzicht in zijn gevoelens en handelen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de stoornissen en de toerekenbaarheid over en stelt vast dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Uit het reclasseringsrapport van 17 maart 2025 blijkt dat sprake is van een gemiddeld recidiverisico. Er is sprake van een belast verleden met een problematische gezinssituatie. De stoornissen van verdachte zijn al vroeg in zijn leven ontstaan door aanzienlijke vroeggeboorte en ernstige verbale (naast fysieke) mishandeling en verwaarlozing. Verdachte heeft in de omgang met frustraties in het gezin van herkomst geen adequate coping gezien en mede door het doormaken van veel wisselingen qua omgevingssituaties vertrouwt hij alleen op zichzelf en overschreeuwt hij zijn onderliggend onzekere en kwetsbare zelfbeeld met een onafhankelijke houding waarbij hij zichzelf verbaal en fysiek zo sterk mogelijk wil presenteren naar zichzelf en de ander.
De reclassering heeft positief geadviseerd over tbs met voorwaarden en heeft voorwaarden geformuleerd waaronder de maatregel kan worden opgelegd. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de voorwaarden. Na een aanvraag voor een indicatiestelling voor een klinische opname heeft de [ggz-instelling] laten weten dat verdachte daar behandeld kan worden en verdachte is op de wachtlijst geplaatst.
Ter zitting heeft de deskundige daaraan toegevoegd dat de reclassering verdachte een kans wil geven. In het gesprek met verdachte is gebleken dat een tbs met voorwaarden hem motiveert. Ook een tbs met voorwaarden biedt een strak kader en kan plaatsvinden in een FPK met een hoog beveiligingsniveau.
Straf en maatregel
Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van het feit, het strafblad van verdachte en de aangehaalde persoonlijke omstandigheden van verdachte is de rechtbank van oordeel, dat een tbs-maatregel noodzakelijk is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond;
- dat op het gepleegde misdrijf een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
- dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die maatregel eist.
Om het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat verdachte langdurig wordt behandeld. Dat is niet alleen in het belang van de maatschappij, maar ook in het belang van verdachte zelf. De rechtbank stelt vast dat de adviezen van de psychiater en psycholoog verschillen over wat het meest geschikte strafrechtelijke kader is om dit te realiseren.
Uit de stukken blijkt dat verdachte bijna zijn hele leven geïnstitutionaliseerd is geweest. De afgelopen vier jaren heeft verdachte doorgebracht in verschillende Justitiële Jeugdinrichtingen vanwege een PIJ-maatregel. Pas in [locatie 1] is in juli 2024 een start gemaakt met schemagerichte therapie. Uit een verslag blijkt dat verdachte spraakzaam en gemotiveerd is en dat hij zich tijdens de therapie nieuwsgierig en leerzaam opstelt. Met name gevoelens van krenking, afwijzing of niet serieus genomen worden (of de dreiging daarvan) lijken onderliggend te zijn aan het probleemgedrag van verdachte. Zijn triggers en manier van spanningsopbouw worden steeds duidelijker, ook voor verdachte zelf, waardoor ruimte ontstaat voor gedragsalternatieven. Een vorm van psychomotorische therapie (PMT) en traumabehandeling zouden kunnen helpen om negatieve gebeurtenissen in de kindertijd en de moeizame en onveilige hechtingsgeschiedenis te verwerken.
Uit de rapporten van de deskundigen en het verslag van de schemagerichte therapie blijkt dat de problematiek van verdachte zijn grondslag vindt in zijn kinder- en jeugdtijd. Pas zeer recent is gestart met een adequate therapie die ook lijkt aan te slaan. Zowel de instelling als verdachte zelf zien positieve veranderingen in zijn handelen en gedrag. Verdachte is pas 24 jaar oud en de rechtbank acht het van belang verdachte perspectief en een kans te bieden, conform de adviezen van de psycholoog en de reclassering. Met de deskundigen heeft ook de rechtbank de verwachting dat er een langdurige klinische behandeling nodig zal zijn, maar dat kan ook in het kader van een tbs met voorwaarden. Er is een passende plek voor verdachte gevonden bij de [ggz-instelling] . Gelet op het voorgaande en vanwege de bereidheid van verdachte om zich aan de voorwaarden te houden, acht de rechtbank de oplegging van dwangverpleging op dit moment niet noodzakelijk. De rechtbank zal aan verdachte de voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom, bij een eventuele omzetting, een periode van vier jaar te boven gaan.
Vanwege het recidiverisico in combinatie met het gepleegde agressiedelict en de noodzaak van behandeling, zal de rechtbank op grond van artikel 38 lid 6 Sr bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Daarnaast rechtvaardigt de ernst van het bewezen verklaarde feit de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de eerder benoemde impact die het gepleegde feit op het slachtoffer heeft gehad. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
De verdediging heeft verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, zodat verdachte direct de opgelegde gevangenisstraf kan ondergaan en daarop aansluitend behandeling in het kader van de tbs met voorwaarden kan krijgen. Bij de beoordeling of de schorsing in deze zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte opnieuw af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is dat de behandeling van verdachte zo spoedig mogelijk aanvangt. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat er al een indicatiestelling is aangevraagd en verdachte op de wachtlijst staat bij de [ggz-instelling] . De ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van verdachte in samenhang met het nadrukkelijke verzoek van de verdediging, maakt dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen.