ECLI:NL:RBZWB:2025:2036

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
02-094842-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontuchtige handelingen met minderjarigen

Op 9 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met minderjarigen. De verdachte, geboren in 1953, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met twee slachtoffers, beiden minderjarig op het moment van de feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van [geboortedag 2] 2020 tot en met 23 september 2022 ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en in de periode van [geboortedag 3] 2012 tot en met 31 augustus 2021 bij [slachtoffer 2], eveneens minderjarig. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zelf. De verdachte ontkende echter de aantijgingen, maar de rechtbank oordeelde dat zijn handelingen inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de proeftijd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. De benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hebben schadevergoedingen gevorderd, maar de rechtbank verklaarde hen niet-ontvankelijk in hun vorderingen omdat er civielrechtelijke overeenstemming was bereikt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters hun oordeel hebben geformuleerd op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-094842-24
vonnis van de meervoudige kamer van 9 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1953 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
raadsman mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2) door hen te betasten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. Hij baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en verdachte en op een foto in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het lastig is om onomstotelijk vast te stellen dat verdachte de vagina, schaamstreek of schaamlippen van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt. Dit geldt ook voor het aanraken van de vagina, schaamstreek en billen van [slachtoffer 2] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van [geboortedag 2] 2020 tot en met 23 september 2022 meerdere keren de vagina, schaamstreek, buik en billen van [slachtoffer 1] heeft aanraakt. De verklaring van [slachtoffer 1] hierover wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en de verklaring van [aangeefster] (de moeder van [naam] ).
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat onder ‘ontuchtige handelingen’ als bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moeten worden verstaan handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of een bepaalde handeling van seksuele aard kan worden aangemerkt als ‘ontuchtig’, hangt af van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden kunnen onder meer worden gerekend de aard van de handeling en de context waarin en de omstandigheden waaronder de handeling wordt verricht, waarbij ook leeftijdsverschil een rol kan spelen. Voor een bewezenverklaring van het plegen van ontuchtige handelingen moet komen vast te staan dat het opzet van verdachte mede het ontuchtig karakter van de handelingen omvat.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen als ontuchtig dienen te worden aangemerkt. De handelingen hebben niet enkel per ongeluk plaatsgevonden binnen spelsituaties, maar ook bewust op rust- en een-op-een momenten tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Door [slachtoffer 1] op die momenten op die intieme plekken aan te raken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de handelingen ontuchtig zijn.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van [geboortedag 3] 2012 tot en met 31 augustus 2021 meerdere keren de vagina over de onderbroek, de schaamstreek, borsten, billen en benen van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt. De verklaring van [slachtoffer 2] hierover wordt ondersteund door de verklaring van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen als ontuchtig dienen te worden aangemerkt. De handelingen hebben niet enkel per ongeluk plaatsgevonden binnen spelsituaties, maar ook bewust op rustmomenten en tijdens de bijles. Door [slachtoffer 2] op die momenten op die intieme plekken aan te raken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de handelingen ontuchtig zijn.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van [geboortedag 2] 2020 tot en met 23 september 2022 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2014), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte, de vagina en/of schaamstreek en/of buik en/of billen, van die [slachtoffer 1] heeft aangeraakt;
2
in de periode van [geboortedag 3] 2012 tot en met 31 augustus 2021 te [plaats 3] , met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 3] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte, de vagina en/of schaamstreek en/of borsten en/of billen en/of benen, van die [slachtoffer 2] heeft aangeraakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan de proeftijd dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en het vermijden van contact met minderjarigen. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor twee jaar, met twee weken hechtenis per overtreding met een maximum van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte een first offender is, schuldbewust is en hard werkt aan zijn behandeling bij Fivoor. Het risico op recidive is laag en verdachte is bereid om zich te houden aan bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de situatie in de woonwijk van verdachte onhoudbaar, omdat zijn voordeur wordt beklad en zijn auto onklaar wordt gemaakt. Verdachte zal dan ook verhuizen. De verdediging verzoekt om aan verdachte geen gevangenisstraf op te leggen, maar een maximale taakstraf met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna twee jaar schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] . Zij was toen tussen de zes en acht jaar oud. Verdachte was een buurtbewoner en speelde vaak buiten met kinderen. Zo ook met [slachtoffer 1] . Tijdens het spelen, maar ook bij rustmomenten en een-op-een momenten heeft verdachte haar aangeraakt. Verdachte ging dan met zijn hand in haar onderbroek en raakte haar vagina en schaamstreek aan. Ook heeft verdachte haar billen aangeraakt en haar blote buik gestreeld. [slachtoffer 1] was niet het enige slachtoffer. Verdachte heeft zich ook negen jaar lang schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 2] . Zij was toen tussen de zeven en zestien jaar oud. Ook bij [slachtoffer 2] gebeurde dit niet alleen toen zij jong was tijdens het spelen, maar ook toen zij ouder werd en bijles kreeg van verdachte. [slachtoffer 2] ging hier destijds zelf maatregelen tegen nemen. Zo deed zij een strakke broek en riem aan, zodat verdachte niet meer in haar broek kon komen en schoof zij van verdachte weg als hij naast haar zat. Verdachte bleef toen echter naar haar toeschuiven en raakte haar opnieuw aan.
Met de ontuchtige handelingen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan gedurende een lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dat het handelen van verdachte gevolgen heeft gehad en nog steeds heeft, blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] . Zij hoopt met deze rechtszaak te bereiken dat dit nooit meer zal gebeuren. Dat het handelen van verdachte niet alleen impact heeft gehad op de slachtoffers, maar ook op hun gezinnen, is door de vader van [slachtoffer 1] op indringende wijze op de zitting onder woorden gebracht. Verdachte had moeten begrijpen dat hij met zijn handelingen grenzen overschreed en dat dit nadelige gevolgen heeft voor de slachtoffers. Verdachte heeft immers les gegeven over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Verdachte heeft op de zitting verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, maar blijft ontkennen dat hij de vagina en schaamstreek van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft aangeraakt. Het voorgaande neemt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank houdt verder rekening met het reclasseringsadvies van 13 maart 2025, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet het psychosociaal functioneren van verdachte en zijn huisvesting als risicofactoren. Er hebben al meerdere incidenten plaatsgevonden, waarbij autobanden zijn lek gestoken en het woord ‘pedo’ op de deur is geklad. De steunende rol van partner en het contact met zijn kinderen zijn beschermend. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat. Verdachte is inmiddels onder behandeling bij Fivoor om meer duidelijkheid te krijgen over zijn autismespectrumstoornis in combinatie met zijn gedrag. De reclassering vindt het van belang dat deze behandeling blijft voortduren om het risico op recidive laag te houden.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een mediationtraject heeft afgerond, overeenstemming heeft bereikt over het te betalen schadebedrag aan de slachtoffers en dat hij heeft besloten te verhuizen uit de wijk.
Gelet op de ernst van de feiten en de lange duur waarin deze hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat alleen een (deels onvoorwaardelijke) gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie is. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Aan de proeftijd zal de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het vermijden van contact met minderjarigen.
De rechtbank zal niet overgaan tot de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Deze maatregel strekt namelijk ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten. Er moet dan sprake zijn van enig herhalingsgevaar. Nu de reclassering dit gevaar als laag heeft ingeschat en de rechtbank die inschatting deelt, kan dit niet worden vastgesteld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 41.776,73 voor feit 1 en de benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 36.061,71 voor feit 2. Op de zitting is gebleken dat tussen verdachte en de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] overeenstemming is bereikt over de hoogte van de vorderingen. Verdachte zal aan [slachtoffer 1] een bedrag betalen van € 20.700,00 en aan [slachtoffer 2] € 20.461,72. De advocaten van de benadeelde partijen hebben gevraagd de vorderingen voor de overeengekomen bedragen toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zodat de benadeelde partijen een betalingsgarantie hebben.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De bemiddeling tussen verdachte en de benadeelde partijen heeft geleid tot een overeenkomst. Dit brengt met zich dat de vorderingen civielrechtelijk worden afgewikkeld, waardoor de strafrechtelijke weg niet meer open staat. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. Daarnaast zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel. Nu de benadeelde partijen met verdachte civielrechtelijk tot een schadebetalingsverplichting zijn gekomen, kunnen zij - indien verdachte deze verplichting niet nakomt - zich richten tot de burgerlijke rechter voor het verkrijgen van een executoriale titel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b 14c, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige
handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 2:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige
handelingen plegen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275 te Tilburg , tel. nr. 088-8041505. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is al gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2014 en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Dit houdt ook in, dat hij geen buurkinderen in zijn huis ontvangt en dat hij geen bijles meer geeft. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat er altijd een andere volwassene bij aanwezig is;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
[slachtoffer 1]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[slachtoffer 2]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 april 2025.
Mr. C.H.M. Pastoors is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op een of meer tijdstippen in de periode van [geboortedag 2] 2020 tot en met 23 september 2022 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2014), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte, (telkens) de vagina en/of schaamstreek en/of schaamlippen en/of buik en/of billen, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft betast/aangeraakt;
(art. 247 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meer tijdstippen in de periode van [geboortedag 3] 2012 tot en met 31 augustus 2021 te [plaats 3] , althans in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 3] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte, (telkens) de vagina en/of schaamstreek en/of borsten en/of billen en/of benen, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft betast/aangeraakt;
(art. 247 Wetboek van Strafrecht).