ECLI:NL:RBZWB:2025:2026

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
23/9500 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 31 juli 2023 besloten om de aanvraag van eiser voor een WIA-uitkering, die per 25 september 2022 inging, te weigeren op basis van de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had geen toestemming gegeven om de (ex)werkgever kennis te laten nemen van medische gegevens, wat leidde tot een beperking in de informatie die in de procedure kon worden besproken. De rechtbank heeft op 27 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluit heeft gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, die eiser had onderzocht en geconcludeerd dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. Eiser heeft aangevoerd dat zijn klachten en beperkingen door het UWV zijn onderschat, maar de rechtbank oordeelt dat het onderzoek door de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig is geweest. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van het UWV juist is en dat de functies die aan de berekening van de arbeidsongeschiktheid ten grondslag lagen, geschikt zijn. Aangezien eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft hij geen recht op een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9500 WIA

uitspraak van 9 april 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [plaats 1], eiser,

gemachtigde: [gemachtigde 1],
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder,
gemachtigde: mr. N. Regragui.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[(ex)werkgever] B.V, te [plaats 2], (de (ex)werkgever)
gemachtigde: [gemachtigde 2].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering aan hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het bestreden besluit van 31 juli 2023 geweigerd per
25 september 2022 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
Eiser heeft geen toestemming verleend om de (ex)werkgever kennis te laten nemen van stukken die medische gegevens bevatten. Met de beslissing van 24 juli 2024 heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat de (ex)werkgever van nader genoemde stukken geen kennis mag nemen en dat kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is. Omdat eiser geen toestemming heeft gegeven om medische gegevens aan de (ex)werkgever te verstrekken, zal in deze uitspraak geen melding worden gemaakt van specifieke op eiser betrekking hebbende medische gegevens.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft aansluitend eisers beroep, dat ziet op zijn Ziektewetuitkering, behandeld. De behandeling van dat beroep is op zitting geschorst.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 25 september 2022.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.1
Eiser is werkzaam geweest als consultant engineer. Voor dat werk is hij op
29 september 2020 uitgevallen.
3.2.2
Met het primaire besluit van 11 oktober 2022 heeft het UWV de aanvraag van eiser om een WIA-uitkering buiten behandeling gesteld vanwege schending van de medewerkingsplicht.
3.2.3
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3.2.4
Het UWV heeft eiser op 12 juli 2023 laten weten voornemens te zijn de WIA-aanvraag in behandeling te nemen, maar deze af te wijzen omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3.2.5
Eiser heeft tegen dit voornemen een zienwijze ingediend.
3.2.6
Met het bestreden besluit van 31 juli 2023 heeft het UWV eisers bezwaar ongegrond verklaard. Het UWV neemt eisers WIA-aanvraag in behandeling, maar weigert aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gesproken tijdens een telefonische hoorzitting en gezien op het spreekuur, hem lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht en daarmee kennis genomen van de medische informatie in het dossier. Verder heeft de verzekeringsarts b&b medische informatie van een andere specialist van 22 december 2022 in zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden geen sprake is. Eiser voldoet namelijk niet aan de criteria om dat aan te nemen. Volgens de verzekeringsarts b&b is er enige discrepantie tussen de forse mate waarin eiser klachten en beperkingen claimt en de bevindingen bij onderzoek. De afwijkingen vallen mee. Het gaat om lichte-matige psychische klachten. Daarnaast zijn er fysieke klachten. In verband hiermee stelt de verzekeringsarts verschillende beperkingen, bijvoorbeeld ten aanzien van fysiek zwaar werk, stress en concentratie. De verzekeringsarts b&b ziet geen reden voor een urenbeperking. Er is geen sprake van een belangrijke stoornis in de energiehuishouding. Eiser heeft klachten waarmee rekening is gehouden door een verminderde fysieke belasting in het werk. De verzekeringsarts b&b stelt dat er evenmin reden is om preventief of vanwege verminderde beschikbaarheid een urenbeperking te stellen. De verzekeringsarts b&b heeft eisers beperkingen en de belastbaarheid neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 juli 2023.
De verzekeringsarts b&b heeft in reactie op eisers zienswijze verwezen naar zijn bevindingen bij psychisch onderzoek. De verzekeringsarts b&b heeft in de FML verschillende beperkingen in de rubrieken Persoonlijk en Sociaal functioneren aangenomen, zoals op samenwerken en conflicthantering. Eiser is op deze punten beperkt, maar er is geen sprake van volledig onvermogen. Er is ook geen sprake van een medische aandoening, waardoor eiser niet in staat zou zijn zich aan afspraken te houden.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen aangenomen.
Eiser heeft forse psychische problemen waardoor hij zich moeilijk staande kan houden in de samenleving. Het is voor eiser niet goed mogelijk zich te conformeren aan afspraken, samen te werken of conflicten uit de weg te gaan, waardoor hij zich in een werkrelatie niet staande kan houden. De verzekeringsarts b&b heeft de forse problematiek van eiser miskend. Daarnaast heeft eiser fysieke problemen. Ook die zijn onderschat.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser op 12 maart 2025 aanvullende medische informatie overgelegd.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsarts b&b voldoende zorgvuldig is geweest. Hij was op de hoogte van de psychische en fysieke klachten van eiser. De verzekeringsarts b&b heeft naar die klachten onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien, hem psychisch en lichamelijk onderzocht en dossieronderzoek verricht. Daarmee zijn naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval geen onderzoeksactiviteiten gemist.
De rechtbank ziet evenmin reden voor de conclusie dat de verzekeringsarts b&b geen juist beeld had van eisers psychische en fysieke beperkingen of dat hij zijn belastbaarheid niet juist heeft ingeschat.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser lichamelijk en psychisch onderzocht en een aantal beperkingen in de FML gesteld, waaronder in de rubrieken Persoonlijk en Sociaal functioneren. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat die beperkingen onvoldoende zijn.
Eiser heeft in beroep medische informatie overgelegd. Uit deze informatie (de Zorgvraagtypering) blijkt dat eisers psychische aandoening als ‘matig’ is ingeschat. De verzekeringsarts b&b gaat daar ook van uit. Dat eiser psychisch meer beperkt is dan door de verzekeringsarts b&b aangenomen volgt de rechtbank daarom niet.
Met betrekking tot de stelling van eisers gemachtigde op zitting dat eiser als gevolg van een fysieke aandoening af en toe wegvalt, heeft de gemachtigde van het UWV gesteld dat alleen van duizeligheidsklachten bij stress, zwaar fysiek werk en alcohol is gebleken. Ook de rechtbank leidt uit de medische rapportages af dat eiser heeft aangegeven dat bij stress en fysieke inspanning sprake is van een onregelmatige hartslag, druk op de borst en moeilijk ademhalen. De verzekeringsarts b&b heeft hiermee in de FML rekening gehouden door beperkingen ten aanzien van stress en fysiek zwaar werk te stellen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te concluderen dat eisers belastbaarheid om deze reden in de FML (op beoordelingspunt 1.8.6 - verhoogd persoonlijk risico) niet juist is vertaald.
Nu naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken is dat eisers beperkingen in de FML zijn onderschat, gaat zij voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: wikkelaar (Sbc-code 267053), productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) en textielproductenmaker (Sbc-code 11160).
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hij kan deze functies vanwege zijn klachten en beperkingen niet uitvoeren.
5.3
De beroepsgronden geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals eerder overwogen vindt de rechtbank die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 25 september 2022.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Als gevolg hiervan heeft eiser geen recht op vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 9 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: Wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.