ECLI:NL:RBZWB:2025:2021

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
02-257184-22 en 13-118293-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld met gevangenisstraf en taakstraf

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 oktober 2022 in Roosendaal openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met drie medeverdachten, het slachtoffer heeft aangevallen terwijl hij in de kofferbak van zijn auto bezig was. De verdachte heeft een significante bijdrage geleverd aan het geweld, dat bestond uit het slaan met een buis en het schoppen en slaan van het slachtoffer. De rechtbank heeft de tenlastelegging als bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 91 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 56 uur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De verdachte had eerder geweldsdelicten gepleegd en bevond zich in de proeftijd van een eerdere veroordeling. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf toegewezen, maar omgezet in een taakstraf van 56 uur. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-257184-22 en 13-118293-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. B. Çicek, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] onder parketnummer 02-257165-22 en [medeverdachte 2] onder parketnummer 02-257200-22.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 7 oktober 2022 heeft er op de openbare weg, namelijk op de Rucphensebaan in Roosendaal, een geweldsincident plaatsgevonden. Terwijl aangever [slachtoffer] in de kofferbak van zijn auto bezig was, kwamen er drie mannen op hem afgelopen. Eén van de mannen heeft [slachtoffer] van achteren met een buis op zijn achterhoofd geslagen. Vervolgens zijn de drie mannen om [slachtoffer] heen gaan staan. Deze mannen hebben geschopt en geslagen tegen zijn hoofd en lichaam. [slachtoffer] is vervolgens weggerend in de richting van een vlaggenmast. Na ongeveer twintig meter is hij getackeld door één van de mannen, waardoor hij ten val kwam. Vervolgens is hij door deze drie mannen en een vierde man opnieuw geschopt en geslagen tegen zijn hoofd en lichaam. Deze vier mannen zijn hierna gezamenlijk weggerend. [slachtoffer] heeft door dit geweldsincident letsel opgelopen, namelijk een wond bij zijn wenkbrauw die met vier hechtingen is gehecht en een wond op zijn achterhoofd, die is gelijmd.
Betrokkenheid verdachte
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte behoort tot de genoemde groep van vier personen die het slachtoffer hebben geschopt en geslagen. Verdachte heeft dit ontkend.
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat de vier mannen die het slachtoffer hebben geschopt en geslagen zijn weggerend en dat hij deze mannen tijdens hun vlucht heeft gefilmd. Dit filmpje is ter terechtzitting getoond. Op de beelden is te zien dat vier personen gezamenlijk wegvluchten. De rechtbank stelt vast dat het signalement van deze vier personen overeenkomt met de signalementen van verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] bij hun aanhouding. Zij zijn alle vier kort na het incident in de omgeving van de Rucphensebaan in Roosendaal aangehouden door de politie.
De rechtbank gaat er, gelet op de bewijsmiddelen en voorgaande overwegingen, in onderlinge samenhang bezien, van uit dat verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] , de vier mannen zijn die het slachtoffer hebben geschopt en geslagen, en dat een van hen het slachtoffer met een buis heeft geslagen.
Openlijke geweldpleging
Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging in vereniging is vereist dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat het geweld tegen [slachtoffer] bestond uit het slaan met een buis tegen zijn achterhoofd en het slaan en schoppen tegen zijn hoofd en lichaam en dat dit geweld gepleegd is door de vier verdachten, zoals hierboven weergegeven. Op grond daarvan concludeert de rechtbank dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
Daaraan doet niet af dat slechts een van de vier verdachten het slachtoffer met een buis heeft geslagen. Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging in vereniging maakt het immers in beginsel niet uit wie welke geweldshandeling heeft gepleegd, waardoor het geweld gepleegd door medeverdachten ook voor rekening van verdachte komt.
Bewijsuitsluiting?
De verdediging heeft verzocht om de verklaringen van [slachtoffer] en [naam] uit te sluiten van het bewijs, omdat sprake is van een schending van artikel 6 van het EVRM nu de verdediging hen niet als getuige heeft kunnen horen.
De rechtbank overweegt dat een verdachte op grond van artikel 6 van het EVRM het recht heeft om getuigen in enig stadium van het geding op een behoorlijke en effectieve wijze te ondervragen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in het Keskin-arrest geoordeeld dat de omstandigheid dat de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid een getuige te ondervragen, er niet aan in de weg staat dat een door die getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits voor de procedure in haar geheel is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces. Dit betekent in het bijzonder dat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd dan wel – indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd – doordat het ontbreken van een mogelijkheid tot ondervraging van die getuige in voldoende mate wordt gecompenseerd.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] en [naam] weliswaar van belang zijn voor de bewijsconstructie in deze zaak, maar dat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaringen is gebaseerd gelet op de overige in deze zaak door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht de ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 7 oktober 2022 te Roosendaal op de openbare weg, te weten (de parkeerplaats bij de KFC) aan de Rucphensebaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- met kracht met een buis slaan tegen het achterhoofd van die [slachtoffer] en
- meerdere malen slaan tegen het hoofd en bovenlichaam van die [slachtoffer] en
- meerdere malen schoppen tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 91 dagen met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 100 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, wordt verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Gelet hierop wordt verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan het openlijk en in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer] . Op 7 oktober 2022 zijn zij met z’n vieren vanuit Amsterdam naar Roosendaal gereden met de auto. Op de parkeerplaats aan de Rucphensebaan hebben zij [slachtoffer] opgewacht op een bankje. Toen [slachtoffer] nietsvermoedend in de kofferbak van zijn auto bezig was, heeft een van hen hem met een buis geslagen tegen zijn achterhoofd. Hierna is [slachtoffer] meerdere keren geslagen en geschopt door in eerste instantie drie van hen, en later alle vier. Het gaat hier om geweld waarbij met overmacht van meerdere personen tegen één persoon veel geweld is toegepast. Het hoeft geen betoog dat dit voor [slachtoffer] een angstige situatie is geweest. [slachtoffer] heeft door dit geweldincident ook letsel opgelopen. Met zijn handelen heeft verdachte dan ook een inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] .
De openlijke geweldpleging heeft zich bovendien afgespeeld in het openbaar op een parkeerplaats van een meubelboulevard. Een dergelijk incident zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat verdachte eerder voor geweldsfeiten is veroordeeld. Bovendien blijkt hieruit dat verdachte dit feit heeft gepleegd in de proeftijd van een aan hem voorwaardelijk opgelegde straf. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte meewegen.
Over verdachte is 11 maart 2025 een rapport door de reclassering opgemaakt. Volgens de reclassering kunnen risicofactoren worden gezien op het psychosociaal functioneren van verdachte en zijn sociaal netwerk. Ook is er sprake van schuldenproblematiek. In het verleden hebben meerdere hulpverlenings- en begeleidingstrajecten niet geleid tot blijvende gedragsverandering en recidivevermindering. Echter, bij verdachte lijkt nu het besef te zijn ingedaald dat hij niet op deze weg door wil gaan en dat hij wil breken met zijn criminele verleden. Volgens de reclassering is begeleiding en ondersteuning noodzakelijk om tot gedragsverandering te komen. Zij acht het daarom van belang dat met het huidige toezicht wordt doorgegaan. Mocht betrokkene worden veroordeeld, zijn nieuwe interventies volgens de reclassering niet nodig.
De overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn is in dit geval aangevangen op 8 oktober 2022, de dag van de inverzekeringstelling van verdachte.
Als uitgangspunt geldt dat de zaak moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank overweegt dat het vonnis dus gereed had moeten zijn op 8 oktober 2024. Nu het vonnis is uitgesproken op 8 april 2024, is de redelijke termijn overschreden met zes maanden. De rechtbank zal hier in het voordeel van verdachte rekening mee houden bij de strafoplegging.
De straf
Uitgangspunt van de rechtbank voor de straf voor het in deze zaak gepleegde geweld is een taakstraf van 150 uren, conform de LOVS oriëntatiepunten. Omdat verdachte reeds eerder voor geweldsfeiten is veroordeeld zal de rechtbank geen taakstraf opleggen, maar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 100 dagen passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal zij deze straf matigen tot een gevangenisstraf van 91 dagen, met aftrek van het voorarrest.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van één maand jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 29 september 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. De vordering tot tenuitvoerlegging zal daarom worden toegewezen. Gelet op de positieve weg die verdachte lijkt te zijn ingeslagen en de omstandigheid dat onderhavig feit al langer geleden (tweeëneenhalf jaar) is gepleegd, zal de rechtbank de jeugddetentie omzetten in een taakstraf. Dit betekent dat de jeugddetentie van één maand wordt omgezet in een taakstraf van 56 uur.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 91 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging 13-118293-21
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 29 september 2021 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 13-214552-21
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een jeugddetentie van 1 maand;
- gelast dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf wordt vervangen door
een taakstraf van 56 uur;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
1 maand;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. C.E.M. Marsé en mr. R.T. Poort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 april 2025.
Mr. R.T. Poort is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 7 oktober 2022 te Roosendaal, althans in Nederland op de openbare weg, te weten (de parkeerplaats bij de KFC) aan de Rucphensebaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- met kracht met een buis/stok, althans een lang en/of hard voorwerp, slaan op/tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer] en/of
- meerdere malen slaan tegen het hoofd en/of bovenlichaam van die [slachtoffer] en/of
- meerdere malen schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] ;
(art. 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)