ECLI:NL:RBZWB:2025:2020

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
02-257165-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld gepleegd in vereniging tegen een persoon

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld in vereniging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 maart 2025, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, wel. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, presenteerde de aanklacht, die betrekking had op een geweldsincident dat plaatsvond op 7 oktober 2022 in Roosendaal. Tijdens dit incident werd het slachtoffer, [slachtoffer], door een groep van vier mannen, waaronder de verdachte, aangevallen en zwaar mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks dat hij zelf niet de enige was die het slachtoffer met een buis sloeg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan openlijk geweld in vereniging en legde een gevangenisstraf van 91 dagen op, met aftrek van het voorarrest, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-257165-22
vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
[woonadres]
raadsvrouw mr. J.T. Brassé, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 maart 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] onder parketnummer 02-257200-22 en [medeverdachte 2] onder parketnummer 02-257184-22.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 7 oktober 2022 heeft er op de openbare weg, namelijk op de Rucphensebaan in Roosendaal, een geweldsincident plaatsgevonden. Terwijl aangever [slachtoffer] in de kofferbak van zijn auto bezig was, kwamen er drie mannen op hem afgelopen. Eén van de mannen heeft [slachtoffer] van achteren met een buis op zijn achterhoofd geslagen. Vervolgens zijn de drie mannen om [slachtoffer] heen gaan staan. Deze mannen hebben geschopt en geslagen tegen zijn hoofd en lichaam. [slachtoffer] is vervolgens weggerend in de richting van een vlaggenmast. Na ongeveer twintig meter is hij getackeld door één van de mannen, waardoor hij ten val kwam. Vervolgens is hij door deze drie mannen en een vierde man opnieuw geschopt en geslagen tegen zijn hoofd en lichaam. Deze vier mannen zijn hierna gezamenlijk weggerend. [slachtoffer] heeft door dit geweldsincident letsel opgelopen, namelijk een wond bij zijn wenkbrauw die met vier hechtingen is gehecht en een wond op zijn achterhoofd, die is gelijmd.
Betrokkenheid verdachte
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte behoort tot de genoemde groep van vier personen die het slachtoffer hebben geschopt en geslagen. Verdachte heeft dit ontkend.
[getuige] heeft bij de politie verklaard dat de vier mannen die het slachtoffer hebben geschopt en geslagen zijn weggerend en dat hij deze mannen tijdens hun vlucht heeft gefilmd. Dit filmpje is ter terechtzitting getoond. Op de beelden is te zien dat vier personen gezamenlijk wegvluchten. De rechtbank stelt vast dat het signalement van deze vier personen overeenkomt met de signalementen van verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] bij hun aanhouding. Zij zijn alle vier kort na het incident in de omgeving van de Rucphensebaan in Roosendaal aangehouden door de politie.
De rechtbank gaat er, gelet op de bewijsmiddelen en voorgaande overwegingen, in onderlinge samenhang bezien, van uit dat verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] , de vier mannen zijn die het slachtoffer hebben geschopt en geslagen, en dat een van hen het slachtoffer met een buis heeft geslagen.
Openlijke geweldpleging
Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging in vereniging is vereist dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat het geweld tegen [slachtoffer] bestond uit het slaan met een buis tegen zijn achterhoofd en het slaan en schoppen tegen zijn hoofd en lichaam en dat dit geweld gepleegd is door de vier verdachten, zoals hierboven weergegeven. Op grond daarvan concludeert de rechtbank dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
Daaraan doet niet af dat slechts een van de vier verdachten het slachtoffer met een buis heeft geslagen. Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging in vereniging maakt het immers in beginsel niet uit wie welke geweldshandeling heeft gepleegd, waardoor het geweld gepleegd door medeverdachten ook voor rekening van verdachte komt.
Conclusie
De rechtbank acht de ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 7 oktober 2022 te Roosendaal op de openbare weg, te weten (de parkeerplaats bij de KFC) aan de Rucphensebaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- met kracht met een buis slaan tegen het achterhoofd van die [slachtoffer] en
- meerdere malen slaan tegen het hoofd en bovenlichaam van die [slachtoffer] en
- meerdere malen schoppen tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 91 dagen met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 80 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet daarop wordt verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen die gelijk is aan (het equivalent van) de duur van het voorarrest. Daarnaast wordt verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheid dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan het openlijk en in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer] . Op 7 oktober 2022 zijn zij met z’n vieren vanuit Amsterdam naar Roosendaal gereden met de auto. Op de parkeerplaats aan de Rucphensebaan hebben zij [slachtoffer] opgewacht op een bankje. Toen [slachtoffer] nietsvermoedend in de kofferbak van zijn auto bezig was, heeft een van hen hem met een buis geslagen tegen zijn achterhoofd. Hierna is [slachtoffer] meerdere keren geslagen en geschopt door in eerste instantie drie van hen, en later alle vier. Het gaat hier om geweld waarbij met overmacht van meerdere personen tegen één persoon veel geweld is toegepast. Het hoeft geen betoog dat dit voor [slachtoffer] een angstige situatie is geweest. [slachtoffer] heeft door dit geweldincident ook letsel opgelopen. Met zijn handelen heeft verdachte dan ook een inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] .
De openlijke geweldpleging heeft zich bovendien afgespeeld in het openbaar op een parkeerplaats van een meubelboulevard. Een dergelijk incident zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat verdachte eerder voor geweldsfeiten is veroordeeld. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte meewegen.
De overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat in artikel 6, eerste lid van Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn is in dit geval aangevangen op 8 oktober 2022, de dag van de inverzekeringstelling van verdachte.
Als uitgangspunt geldt dat de zaak moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank overweegt dat het vonnis dus gereed had moeten zijn op 8 oktober 2024. Nu het vonnis is uitgesproken op 8 april 2024, is de redelijke termijn overschreden met zes maanden. De rechtbank zal hier in het voordeel van verdachte rekening mee houden bij de strafoplegging.
De straf
Uitgangspunt van de rechtbank voor de straf voor het in deze zaak gepleegde geweld is een taakstraf van 150 uren, conform de LOVS oriëntatiepunten. Omdat verdachte reeds eerder voor geweldsfeiten is veroordeeld zal de rechtbank geen taakstraf opleggen, maar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 100 dagen passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal zij deze straf matigen tot een gevangenisstraf van 91 dagen, met aftrek van het voorarrest.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 91 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. C.E.M. Marsé en mr. R.T. Poort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 april 2025.
Mr. R.T. Poort is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 7 oktober 2022 te Roosendaal, althans in Nederland op de openbare weg, te weten (de parkeerplaats bij de KFC) aan de Rucphensebaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- met kracht met een buis/stok, althans een lang en/of hard voorwerp, slaan op/tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer] en/of
- meerdere malen slaan tegen het hoofd en/of bovenlichaam van die [slachtoffer] en/of
- meerdere malen schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] ;