ECLI:NL:RBZWB:2025:2013
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker inzake de afwijzing van zijn aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). De voorzieningenrechter heeft op 8 april 2025 geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker heeft sinds juli 2024 geprobeerd een VOG te verkrijgen, maar de voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zodanige omstandigheden verkeert dat van hem niet kan worden verlangd dat hij de beroepsprocedure afwacht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker zijn werkgever niet kan overtuigen van de urgentie van zijn verzoek, aangezien er geen directe consequenties zijn verbonden aan het niet tijdig overleggen van de VOG. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 8 april 2025.