ECLI:NL:RBZWB:2025:2011

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/02/433274 / JE RK 25-527
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige bij biologische vader na terugval van de moeder in problematiek

Op 28 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder van de minderjarige heeft een terugval in haar problematiek, waardoor zij niet in staat is om op een veilige manier voor haar kind te zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder sinds september 2023 een eigen woning heeft met ambulante pedagogische ondersteuning, maar dat zij recentelijk weer softdrugs gebruikt en haar woning onhygiënisch is. De zorgen over de verzorging van de minderjarige zijn toegenomen, wat heeft geleid tot een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing bij de biologische vader. De kinderrechter heeft de GI gemachtigd om de minderjarige gedurende zes maanden bij de biologische vader te plaatsen, met de hoop dat de moeder weer in contact komt met de hulpverlening en haar verantwoordelijkheden kan oppakken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/433274 / JE RK 25-527 (spoed)
C/02/433275 / JE RK 25-528 (regulier)
Datum uitspraak: 28 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1],
advocaat mr. J.J.R. Albicher te Roosendaal.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de biologische vader],
hierna te noemen de biologische vader,
wonende in [woonplaats 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 maart 2025;
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 maart 2025;
  • de aanwijzing advocaat van 21 maart 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
De kinderrechter heeft mw. [naam] ([gezinsondersteuning]), begeleidster van de vader toegelaten als toehoorder.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige] is erkend door de heer [de juridische vader]. Deze juridische vader is niet betrokken.
2.3.
De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is laatstelijk verlengd tot 24 december 2025.
2.4.
Bij beschikking van 21 maart 2025 van de kinderrechter van deze rechtbank is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder zonder gezag (de biologische vader) verleend met ingang van 21 maart 2025 tot 4 april 2025. Het verzoek van de GI is verder aangehouden tot de mondelinge behandeling.

3.Het verzoek

3.1.
Aan de orde is het resterende deel van de verzoeken van de GI om, uitvoerbaar bij voorraad, een (spoed)machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder zonder gezag voor de duur van twee weken en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden bij de ouder zonder gezag te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter onderbouwing van het verzoek aangegeven dat er in de afgelopen weken grote zorgen zijn gerezen over de veiligheid van [minderjarige] bij de moeder. De moeder heeft sinds september 2023 een eigen woning met ambulante pedagogische ondersteuning vanuit de (daaraan voorafgaande) moeder-kind plaatsing bij [plaats]. De moeder heeft vervolgens laten zien dat zij zich kan houden aan de afspraken met de hulpverlening en een stabiel leven met [minderjarige] kan leiden. Echter, in de afgelopen weken lijkt de moeder een terugval te hebben. Haar persoonlijke problematiek heeft dan de overhand. De moeder gebruikt weer softdrugs, haar woning is onhygiënisch en er zijn zorgen over de basisverzorging van [minderjarige]. Er is sprake van een opeenstapeling van het niet houden aan afspraken met de hulpverlening. Op 17 maart 2025 heeft zij [minderjarige], tegen de afspraak in, niet naar het kinderdagverblijf gebracht en op 19 maart 2025 is zij vergeten hem daar op te halen. Er zijn ernstige zorgen over de fysieke en emotionele beschikbaarheid van de moeder voor [minderjarige]. Het lukt niet om veiligheidsafspraken met de moeder te maken. Zij is niet meer bereikbaar voor de ambulant begeleider en de GI. Op 20 maart 2025 heeft de ambulant begeleider aan de GI laten weten dat zij geen verantwoordelijkheid meer kan dragen voor het verblijf van [minderjarige] bij de moeder. Het is onduidelijk hoe het komt dat de moeder een terugval heeft.
De GI heeft [minderjarige] met de verleende spoedmachtiging uit huis geplaatst bij de biologische vader. [minderjarige] verbleef daar al geregeld. De vader wordt begeleid door [gezinsondersteuning].
Het is de bedoeling om met de moeder te bekijken onder welke voorwaarden zij weer de hoofdzorg voor [minderjarige] op zich kan nemen. De moeder dient hiervoor wel weer de hulpverlening te accepteren. De afgelopen week is de moeder volledig uit het contact met de GI gegaan en er heeft daardoor nog geen omgang tussen haar en [minderjarige] plaatsgevonden.
4.2.
De moeder heeft naar voren gebracht dat zij fouten heeft gemaakt, maar dat het niet brengen van [minderjarige] naar het kinderdagverblijf geen reden is om hem uit huis te plaatsen. Ze heeft ADD en vergeet het als er afspraken gewisseld worden. Ze heeft medicatie voor de ADD, maar die gebruikt ze momenteel niet. Ze blowt wel, maar niet zoveel. Ze heeft last van de instanties, zoals de GI. Ze wil met rust worden gelaten. Als zij [minderjarige] niet vandaag kan ophalen en hij gaat bij de biologische vader wonen, dan hoeft ze geen contact meer.
De advocaat van de moeder heeft, nadat de moeder boos en geëmotioneerd uit de zittingszaal is gelopen, aangegeven dat hij geen inhoudelijk gesprek heeft kunnen voeren met de moeder over het verzoek. Hij refereert zich daarom aan het oordeel van de kinderrechter.
4.3.
De biologische vader heeft aangegeven dat de situatie iets met hem doet. Het gaat goed met [minderjarige] bij hem. Op zijn werk houden ze er rekening mee dat hij nu de volledige zorg voor hem draagt. Als dat voor een langere periode nodig is, dan kan de vader dat regelen met zijn werk. Hij heeft goed contact met zijn ambulant begeleidster. Zij komt tweemaal per week bij hem langs. Hij hoopt dat de moeder weer in goed contact komt met de GI en dat [minderjarige] zijn moeder weer kan zien.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2.
De kinderrechter stelt vast dat de beslissing van 21 maart 2025 om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen terecht is genomen op basis van de informatie uit het verzoekschrift. Tijdens de zitting is geen andere informatie naar voren gekomen wat een andersluidend oordeel tot gevolg zou hebben.
5.3.
De kinderrechter acht een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de biologische vader voor de duur van zes maanden noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding. De persoonlijke problematiek van de moeder voert op dit moment dermate de boventoon dat zij onvoldoende in staat is op een goede en veilige manier zorg te dragen voor [minderjarige]. Zij kan [minderjarige] onvoldoende de basale zorg bieden. Haar woning is onhygiënisch, [minderjarige] ziet er onverzorgd uit en zij vergeet de afspraken die zij met hulpverlening omtrent [minderjarige] heeft gemaakt. De moeder gebruikt ook, tegen de afspraken in, weer softdrugs. [minderjarige] is pas drie jaar oud. Hij heeft een moeder nodig die fysiek en emotioneel beschikbaar is voor hem en die hem structuur, stabiliteit en een veilige opvoedomgeving kan bieden. Op dit moment kan de moeder dat niet. Daarbij heeft de moeder op dit moment een grote weerstand richting elke vorm van hulpverlening.
5.4.
Het is erg spijtig dat de moeder zo’n grote terugval heeft in haar problematiek. Zoals de GI heeft aangegeven, heeft zij in de afgelopen anderhalf jaar hard gewerkt en laten zien dat zij de zorg voor [minderjarige] kan dragen. Het is voor de kinderrechter duidelijk dat de GI liever niet dit verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] had gedaan, maar dat het, gezien de situatie van de moeder, voor hem op dit moment niet meer veilig is bij de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling vertoont de moeder verward en achterdochtig gedrag en de kinderrechter maakt zich oprecht zorgen over de psychische toestand van de moeder. De kinderrechter hoopt dat het de moeder lukt om zo spoedig mogelijk weer in contact treden met de GI (en de hulpverlening) om afspraken te maken over omgang tussen haar en [minderjarige]. Het is immers niet goed voor [minderjarige] als hij zijn moeder ineens gedurende langere tijd niet meer ziet.
5.5.
De kinderrechter merkt nog op dat [minderjarige] is erkend en een juridische vader heeft die geen rol meer heeft in zijn leven, terwijl de biologische vader geen formele positie heeft. De moeder heeft tijdens de zitting genoemd dat zij het vreemd vindt dat niemand zich afvraagt of hij wel de biologische vader van [minderjarige] is. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat de GI bekijkt of een DNA-onderzoek verricht kan worden om de biologische afstammingsband tussen [minderjarige] en de vader vast te stellen en de vader te ondersteunen in het formaliseren van deze afstammingsband.
5.6.
De kinderrechter wijst het resterende deel van het verzoek om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing af, omdat er een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing zal worden verleend.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
inzake C/02/433275 / JE RK 25-528:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder zonder gezag (de biologische vader) met ingang van 4 april 2025 tot 4 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
inzake C/02/433274 / JE RK 25-527:
6.3.
wijst het resterende deel van het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas als griffier, en op schrift gesteld op 3 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.