ECLI:NL:RBZWB:2025:2000

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
02-073830-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor afpersing na onvoldoende bewijs

Op 7 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen de aangever had gedwongen tot de afgifte van zijn T-shirt, tas en ketting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie verzocht om vrijspraak van de verdachte, omdat er onvoldoende wettig bewijs was om te concluderen dat de verdachte aanwezig was bij de afpersing of hieraan had bijgedragen. De verdediging steunde dit verzoek en stelde dat de verdachte geen wezenlijke bijdrage had geleverd aan de afpersing. De rechtbank oordeelde dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevatte om het handelen van de verdachte te kwalificeren als (mede)plegen van afpersing. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij, de aangever, had een schadevergoeding van € 180,00 gevorderd, maar omdat de verdachte was vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank bepaalde dat de vordering bij de burgerlijke rechter kon worden aangebracht en veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, die tot dat moment op nihil waren begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-073830-24
vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. B.W.C. van Geet, advocaat te Tilburg (waarnemend voor mr. M.P.J.W.M. Govers)

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan de afpersing van [aangever] door hem te dwingen tot afgifte van zijn T-shirt, tas en ketting.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte aanwezig is geweest bij de afpersing of hieraan op andere wijze heeft bijgedragen, waardoor niet kan worden gesproken van medeplegen..
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak, omdat er geen sprake is van medeplegen. Verdachte heeft geen wezenlijke bijdrage geleverd aan de afpersing, want hij heeft hierin geen rol gehad. [medeverdachte] heeft tijdens de vechtpartij op eigen initiatief en zonder overleg met verdachte besloten naar aangever toe te lopen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om het handelen van verdachte te kunnen kwalificeren als (mede)plegen van afpersing. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de afpersing heeft begaan en zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 180,00 voor het feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. T.J. van Gessel en mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 april 2025.
Mrs. Van Gessel en Boogert zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 5 september 2023 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een t-shit en/of een ketting en/of
een nektasje, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die
[aangever] voornoemd en/of een derde toebehoorde(n)
door
* op een dreigende manier en/of met een bivakmuts op en/of met (een) wapen(s) in
de hand op die [aangever] voornoemd af te lopen en/of die [aangever] voornoemd (op boze
en/of agressieve toon) te zeggen
* dat hij zijn spullen af moest doen en/of aan hem, verdachte, moest geven en/of
* dat hij die [aangever] anders zou slaan en/of hem iets aan zou doen;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )