ECLI:NL:RBZWB:2025:1985

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
02-038389-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere auto-inbraken met recidive en hoge strafmaat

Op 7 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan vijf auto-inbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van recidive, aangezien de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict. De reclassering heeft het recidiverisico als hoog ingeschat en ziet geen mogelijkheden voor interventies om het gedrag van de verdachte te verbeteren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De zaak is inhoudelijk behandeld op 24 maart 2025, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw wel. De officier van justitie heeft gevorderd tot een gevangenisstraf van vier maanden, maar de rechtbank oordeelde dat deze eis niet recht deed aan de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die hij heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht om de schade te vergoeden, met wettelijke rente vanaf de datum van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-038389-24
vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
uit anderen hoofde gedetineerd in het regionaal arrestantencomplex te [plaats]
raadsvrouw mr. W. Drummen, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 maart 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie mr. E. van Aalst en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander in een auto heeft ingebroken en daarbij spullen heeft
weggenomen;
feit 2:samen met een ander in meerdere auto’s heeft ingebroken en daarbij spullen heeft
weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat zowel feit 1 als feit 2, primair, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank bij feit 1 tot een bewezenverklaring kan komen, met uitzondering van het medeplegen.
Voor feit 2, primair, wordt vrijspraak bepleit. De verdediging is van mening dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte degene is die de auto-inbraken heeft gepleegd.
De verdediging refereert zich voor de onder feit 2, subsidiair, ten laste gelegde heling aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. De vijf auto-inbraken hebben op 1 februari 2024 achtereenvolgens plaatsgevonden tussen 17:15 uur en 22:00 uur. Direct na de vijfde inbraak, waarbij verdachte een autoruit had ingeslagen, is verdachte naar de Fiat Panda met [kenteken 1] gerend en ingestapt, waarna de auto met piepende banden is weggereden. Kort daarop is de Fiat Panda met daarin verdachte als bijrijder en [medeverdachte] als bestuurder staande gehouden. In de auto zijn onder meer de goederen aangetroffen die buit zijn gemaakt bij de vijf inbraken en die genoemd zijn in de tenlastelegging. Ook is in de auto inbrekersgereedschap aangetroffen.
De rechtbank acht op op grond hiervan het medeplegen van de vijf auto-inbraken (feit 1 en feit 2 primair) wettig en overtuigend bewezen. Er is geen alternatief scenario aannemelijk geworden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 1 februari 2024 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander, uit een auto
(Volvo v60) een laptoptas (met laptop) en een pen (Mont Blanc) en een Iphone 15 en (Bol.com)cadeaubonnen, die aan [aangever 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader
Die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht .oor middel van braak.
2, primair
op 1 februari 2024 te Bergen op Zoom, Etten-Leur en/of Noordeloos, tezamen en in vereniging met een ander,
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292256) tas met parfum (eigendom van: [aangever 2]
) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292235,) laptop en acculader Lenovo (eigendom
van: [aangever 2] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292262,) Mx Master computermuis (eigendom
van: [aangever 2] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292251,) Rijbewijs rbw-nummer [nummer 1]
(eigendom van: [aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292232,) portemonnee Vilix (eigendom van:
[aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292234,) groene kaart [kenteken 2] (eigendom van:
[aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292248,) Jbl oordopjes (eigendom van: Aangever
[aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292236,) Thinkpad [nummer 2] (eigendom van:
[aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292241,) legitimatiebewijs [aangever 3]
(eigendom van: [aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126- 3292256,) Tas met parfum (eigendom van:
[aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292233,) bankpas Rabobank [rekeningnummer]
(eigendom van: [aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292230,) Louis Vuitton tas
(eigendom van: [aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292237,) Victoria's secret tas zwart (eigendom
van: [aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292268, afstandbediening hek, [aangever 3] [nummer 3]
eigendom van: [aangever 3] en
- Goednummer: PL0900-2024034126-3292243,) toilettas The White company (eigendom
van: [aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292235,) acculader Lenovo [nummer 4]
(eigendom van: [aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292245), Randapparatuur HP muis
(eigendom van: [aangever 3] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292240,) HP Probook [nummer 5] (incl
toebehoren) (eigendom van: [aangever 4] ) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292231,) HP notebook computer (Vermoedelijk
eigendom van [bedrijf 1]) en
- ( Goednummer: PL0900-2024034126-3292249,) Burkely tas
die geheel of ten dele aan [aangever 2] (althans [aangever 3]),
[aangever 3] (althans [bedrijf 2] Bv en/of [aangever 3]), [aangever 4] (althans [aangever 4]) en/of
[bedrijf 1],
toebehoorden telkens heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te
nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel
van braak.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen voor wat betreft een strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander in een korte tijdspanne schuldig gemaakt aan vijf auto-inbraken. Deze feiten hebben veel schade en overlast veroorzaakt voor de slachtoffers. Bij auto-inbraken wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid van de gedupeerden. Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten maatschappelijke onrust in de buurten waarin ze gepleegd worden. Verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van de aangevers en hun persoonlijke levenssfeer.
Uit het strafblad van verdachte van 19 maart 2025 blijkt dat hij op 28 april 2022 is veroordeeld voor een auto-inbraak. Er is dus sprake van recidive, wat bij de strafoplegging meeweegt in het nadeel van verdachte. Ook liep hij nog in een proeftijd. Bij de politie heeft verdachte verder niets willen verklaren over zijn persoonlijke omstandigheden.
Ook is tijdens de behandeling ter zitting nog aan de orde gekomen dat verdachte zeer recent veroordeeld zou zijn voor een vermogensdelict. Dit heeft de rechtbank echter niet kunnen vaststellen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ook rekening gehouden met het rapport van de reclassering van 5 maart 2025. In het rapport meldt de reclassering dat het dossier van verdachte uitgebreid is en dat het zich niet houden aan de afspraken een algehele tendens is. De reclassering acht het recidiverisico hoog en ziet geen mogelijkheden om met behulp van interventies of toezicht dit risico te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Om die reden wordt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in overweging gegeven.
Gelet op de hoeveelheid feiten en de ernst daarvan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Bij de strafoplegging gaat de rechtbank uit van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op grond van de LOVS-oriëntatiepunten wordt een auto-inbraak bij recidive in beginsel bestraft met een gevangenisstraf van zes weken. Er zijn in dit geval vijf auto-inbraken gepleegd. Strafverzwarend vindt de rechtbank dat verdachte deze feiten samen met een ander heeft gepleegd.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank komt daarmee boven de eis van de officier van justitie uit, omdat deze naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en evenmin in lijn is met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

[aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 1.405,- aan materiële schade voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank schat de schade op € 300,- en acht de schade tot dat bedrag toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
[aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade voor feit 2.
Ter zitting heeft de benadeelde partij zijn vordering toegelicht en aangevuld. De rechtbank begrijpt dat hij nu vordert € 1.000,- aan
materiëleschade en dat eze schade bestaat uit de tijd die de benadeelde partij kwijt is geweest aan de afhandeling van de schade, de kosten van een Samsonite laptoptas van enkele honderden euro’s en de reiskosten die hij heeft gemaakt om zijn spullen op het politiebureau te Roosendaal op te halen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank schat de schade voor de laptoptas op € 100,- en voor de tijd die verdachte kwijt is geweest voor de afhandeling van de schade op € 150,-. De reiskosten zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 52,65 (195 km x € 0,27). De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar tot een bedrag van € 302,65 aan materiële schade.
De schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
[aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade voor feit 2.
Ter zitting heeft de benadeelde partij haar vordering toegelicht. Zij vordert nu € 1.000,- bestaande uit
materiëleen
immateriëleschade. De materiële schade bestaat uit de tijd die de benadeelde partij kwijt is geweest aan de afhandeling van de schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank schade de schade voor de tijd die verdachte kwijt is geweest voor de afhandeling van de schade op € 150,-. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank tot dat bedrag toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is verder van oordeel dat voor toewijzing van de immateriële schade geen wettelijke grondslag is.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de toegewezen vorderingen vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van acht maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[aangever 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 300,-, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] (feit 1),
€ 300,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
zes dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[aangever 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] van € 302,65 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] (feit 2),
€ 302, 65te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
zes dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[aangever 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van € 150,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3] (feit 2),
€ 150,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
drie dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. M.P.H. van Drunen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 april 2025.