4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 (poging doodslag dan wel poging zware mishandeling op 19 januari 2024 (primair), mishandeling op 19 en 20 januari 2024 (subsidiair) van [aangeefster] )
Juridisch kader
Op grond van artikel 342 lid 2 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De verklaring van aangeefster
Aangeefster heeft onder meer verklaard dat verdachte op 19 januari 2024 haar keel heeft vastgepakt en dat hij met zijn duimen op de voorkant van haar nek duwde. Ook sloeg verdachte met zijn vlakke hand in haar gezicht. Op 20 januari 2024 heeft verdachte haar ook meerdere keren in haar gezicht geslagen. De rechtbank acht deze verklaring van aangeefster helder en consistent. De rechtbank heeft daarom op voorhand geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van haar verklaring te twijfelen. Dat er bij aangeefster en de kinderen op of vlak na 20 januari 2024 geen letsel is waargenomen, doet daar niet aan af, omdat een gebrek aan zichtbaar letsel niet uitsluit dat het geweld heeft plaatsgevonden.
Overig (steun)bewijs
Getuige [naam 1] , de dochter van verdachte, verklaart op 21 januari 2024 dat zij heeft gezien dat verdachte haar moeder heeft gewurgd en geslagen. Op 22 januari 2024 verklaart zij opnieuw dat verdachte haar moeder probeerde te wurgen. Zij verklaart daarbij dat verdachte met de handen rondom de keel van haar moeder ging waarbij zijn duimen aan de voorzijde op de keel van haar moeder drukte. Dit komt overeen met de verklaring van aangeefster. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de verklaring van [naam 1] te twijfelen. De geloofwaardigheid van haar verklaring wordt gesteund door de angst die [naam 1] zegt te hebben voor verdachte en haar woorden dat niet tegen verdachte gezegd mag worden dat zij tegenover de politie over de mishandelingen heeft verklaard. Dat de verklaring van [naam 1] op bepaalde punten niet exact overeenkomt met de verklaring van aangeefster maakt niet dat sprake is van een onbetrouwbare verklaring. De essentie van haar verklaring, het dichtknijpen van de keel van aangeefster en het slaan van haar moeder door verdachte, komt overeen met die van aangeefster.
Naast de verklaring van aangeefster en [naam 1] bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] . Deze verbalisant heeft verklaard dat toen zij op 20 januari 2024 in de woning met aangeefster sprak, zij zag dat aangeefster begon te trillen, dat zij huilde en dat zij met trillende stem vroeg om hulp. De rechtbank is van oordeel dat de door de verbalisant waargenomen gemoedstoestand van aangeefster een reactie is die kan passen bij (zojuist) ondergaan huiselijk geweld.
[getuige] heeft verklaard dat zij op verzoek van aangeefster op 19 januari 2024 naar de woning in [plaats 1] is gegaan en dat de sfeer erg gespannen was. Naar aanleiding van een bericht vanuit Syrië van de zus van aangeefster heeft [getuige] op 20 januari 2024 met deze zus gebeld. Deze zus vertelde tegen [getuige] dat aangeefster door verdachte gewurgd werd. [getuige] heeft daarop gehandeld door eerst Veilig Thuis te bellen en daarna bij de politie een melding te doen van huiselijk geweld. Hoewel de overgebrachte verklaring van de zus van aangeefster niet kan dienen als zelfstandig steunbewijs, geeft die verklaring in combinatie met de ernstige zorgen die [getuige] kennelijk had en de wijze waarop [getuige] naar aanleiding van die zorgen handelde, steun aan de verklaring van aangeefster.
Bewezenverklaring
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster bij haar keel heeft gepakt en haar keel heeft dicht gedrukt en dat hij haar heeft geslagen.
De vraag is hoe het pakken en dichtdrukken van de keel juridisch gekwalificeerd moet worden. Nu er onvoldoende bekend is over de kracht en de duur waarmee verdachte de keel van aangeefster heeft dicht gedrukt, bevat het dossier onvoldoende bewijs voor het (voorwaardelijk) opzet van verdachte op de dood van, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel hierdoor aan aangeefster. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijspreken.
De subsidiair ten laste gelegde mishandeling van aangeefster op 19 januari 2024 en 20 januari 2024 acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen en de rechtbank zal verdachte daarvoor veroordelen.
Feit 2 (mishandeling van [aangeefster] in de periode 16 oktober 2023 tot en met 18 januari 2024)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangeefster in deze periode heeft mishandeld. Het dossier bevat onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster op dit punt. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Feit 3 (mishandeling kinderen)
Aangeefster verklaart dat verdachte hun kinderen mishandelt sinds zij in Nederland zijn. Verdachte zou hen met een platte hand in hun gezicht, op het hoofd en op hun billen slaan. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
-
De mishandeling van [naam 1]
Aangeefster verklaart over een specifiek moment waarop [naam 1] in de woning in [plaats 1] door verdachte werd geslagen, namelijk nadat [naam 1] tegen de begeleidster van Vluchtelingenwerk had verteld over het slaan door verdachte. Deze verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van [naam 1] zelf. Ook zij verklaart dat zij door haar vader werd geslagen toen zij tegen de begeleidster van Vluchtelingenwerk vertelde over het slaan door haar vader. [naam 1] verklaart dat verdachte haar met de platte hand in haar gezicht sloeg. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de verklaring van [naam 1] te twijfelen en acht deze betrouwbaar en geloofwaardig.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [naam 1] .
-
De mishandeling van [naam 2]
Het proces-verbaal van bevindingen omschrijving beelden van 21 januari 2024 vermeldt dat door [verbalisant 2] wordt gezien dat verdachte met de buitenkant van zijn platte hand in het gezicht van een jongetje slaat. Ter terechtzitting van 19 maart 2025 is het filmpje bekeken. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij, samen met zijn zoontje [naam 2] , op het filmpje te zien is. Het filmpje is volgens verdachte gemaakt in de periode dat het gezin in het AZC in [plaats 2] verbleef. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij [naam 2] met zijn hand in zijn gezicht heeft geraakt. Anders dan verdachte verklaart, heeft de rechtbank geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat verdachte dit deed om de gezondheid van [naam 2] te bevorderen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [naam 2] .
-
De mishandeling van de overige kinderen
De verklaring van aangeefster dat [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] door verdachte zijn mishandeld, vindt onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van het ten laste gelegde feit vrijspreken.
Feit 4 (bedreiging)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte aangeefster heeft bedreigd. Aangeefster is de enige die hierover heeft verklaard. Haar verklaring wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit ten laste gelegde feit.