ECLI:NL:RBZWB:2025:1984

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
02-023011-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld en bewijsminimum in strafzaak tegen verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 april 2025, staat de verdachte terecht voor meerdere feiten van huiselijk geweld tegen zijn toenmalige echtgenote en kinderen. De zaak is inhoudelijk behandeld op 19 maart 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvat onder andere poging tot doodslag, mishandeling van de echtgenote en mishandeling van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de kinderen als bewijs beoordeeld, waarbij de betrouwbaarheid van de getuigenissen cruciaal was voor de bewijsvoering. De rechtbank oordeelt dat de mishandeling van de echtgenote op 19 en 20 januari 2024 wettig en overtuigend bewezen is, terwijl de andere ten laste gelegde feiten onvoldoende bewijs hebben om tot een veroordeling te komen. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot doodslag en de bedreiging. De rechtbank legt een taakstraf van 90 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-023011-24
vonnis van de meervoudige kamer van 2 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1991 te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [woonadres] ,
raadsman mr. J. Schuttkowski, advocaat te Hulst.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 maart 2025, waarbij de officier van justitie mr. R.M.A. in ‘t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 19 januari 2024 geprobeerd heeft [aangeefster] te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (primair) althans op 19 januari 2024 en 20 januari 2024 zijn toenmalige echtgenote [aangeefster] heeft mishandeld (subsidiair);
feit 2:in de periode van 16 oktober 2023 tot en met 18 januari 2024 zijn toenmalige echtgenote [aangeefster] heeft mishandeld;
feit 3:in de periode van 1 juli 2023 tot en met 18 januari 2024 zijn vijf kinderen heeft mishandeld;
feit 4:op 19 januari 2024 en 20 januari 2024 [aangeefster] heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de subsidiair onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling van zijn toenmalige echtgenote heeft begaan. Dat geldt ook voor de mishandeling door verdachte van zijn kinderen [naam 1] en [naam 2] .
De officier van justitie vraagt vrijspraak voor het primair onder feit 1 ten laste gelegde, voor feit 2 en feit 4. Ook vraagt de officier van justitie vrijspraak voor de mishandeling van de kinderen [naam 3] , [naam 4] , en [naam 5] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt vrijspraak ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. Verdachte ontkent alle feiten. Er is niet voldaan aan het bewijsminimum. De verklaringen van dochter [naam 1] zijn onvoldoende betrouwbaar en dienen om die reden niet meegenomen te worden als bewijs. Naast de aangifte zijn er als steunbewijs enkel verklaringen ‘van horen zeggen’. Die verklaringen zijn stuk voor stuk te herleiden naar dezelfde bron, te weten aangeefster, en kunnen om die reden niet als steunbewijs dienen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 (poging doodslag dan wel poging zware mishandeling op 19 januari 2024 (primair), mishandeling op 19 en 20 januari 2024 (subsidiair) van [aangeefster] )
Juridisch kader
Op grond van artikel 342 lid 2 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De verklaring van aangeefster
Aangeefster heeft onder meer verklaard dat verdachte op 19 januari 2024 haar keel heeft vastgepakt en dat hij met zijn duimen op de voorkant van haar nek duwde. Ook sloeg verdachte met zijn vlakke hand in haar gezicht. Op 20 januari 2024 heeft verdachte haar ook meerdere keren in haar gezicht geslagen. De rechtbank acht deze verklaring van aangeefster helder en consistent. De rechtbank heeft daarom op voorhand geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van haar verklaring te twijfelen. Dat er bij aangeefster en de kinderen op of vlak na 20 januari 2024 geen letsel is waargenomen, doet daar niet aan af, omdat een gebrek aan zichtbaar letsel niet uitsluit dat het geweld heeft plaatsgevonden.
Overig (steun)bewijs
Getuige [naam 1] , de dochter van verdachte, verklaart op 21 januari 2024 dat zij heeft gezien dat verdachte haar moeder heeft gewurgd en geslagen. Op 22 januari 2024 verklaart zij opnieuw dat verdachte haar moeder probeerde te wurgen. Zij verklaart daarbij dat verdachte met de handen rondom de keel van haar moeder ging waarbij zijn duimen aan de voorzijde op de keel van haar moeder drukte. Dit komt overeen met de verklaring van aangeefster. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de verklaring van [naam 1] te twijfelen. De geloofwaardigheid van haar verklaring wordt gesteund door de angst die [naam 1] zegt te hebben voor verdachte en haar woorden dat niet tegen verdachte gezegd mag worden dat zij tegenover de politie over de mishandelingen heeft verklaard. Dat de verklaring van [naam 1] op bepaalde punten niet exact overeenkomt met de verklaring van aangeefster maakt niet dat sprake is van een onbetrouwbare verklaring. De essentie van haar verklaring, het dichtknijpen van de keel van aangeefster en het slaan van haar moeder door verdachte, komt overeen met die van aangeefster.
Naast de verklaring van aangeefster en [naam 1] bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] . Deze verbalisant heeft verklaard dat toen zij op 20 januari 2024 in de woning met aangeefster sprak, zij zag dat aangeefster begon te trillen, dat zij huilde en dat zij met trillende stem vroeg om hulp. De rechtbank is van oordeel dat de door de verbalisant waargenomen gemoedstoestand van aangeefster een reactie is die kan passen bij (zojuist) ondergaan huiselijk geweld.
[getuige] heeft verklaard dat zij op verzoek van aangeefster op 19 januari 2024 naar de woning in [plaats 1] is gegaan en dat de sfeer erg gespannen was. Naar aanleiding van een bericht vanuit Syrië van de zus van aangeefster heeft [getuige] op 20 januari 2024 met deze zus gebeld. Deze zus vertelde tegen [getuige] dat aangeefster door verdachte gewurgd werd. [getuige] heeft daarop gehandeld door eerst Veilig Thuis te bellen en daarna bij de politie een melding te doen van huiselijk geweld. Hoewel de overgebrachte verklaring van de zus van aangeefster niet kan dienen als zelfstandig steunbewijs, geeft die verklaring in combinatie met de ernstige zorgen die [getuige] kennelijk had en de wijze waarop [getuige] naar aanleiding van die zorgen handelde, steun aan de verklaring van aangeefster.
Bewezenverklaring
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster bij haar keel heeft gepakt en haar keel heeft dicht gedrukt en dat hij haar heeft geslagen.
De vraag is hoe het pakken en dichtdrukken van de keel juridisch gekwalificeerd moet worden. Nu er onvoldoende bekend is over de kracht en de duur waarmee verdachte de keel van aangeefster heeft dicht gedrukt, bevat het dossier onvoldoende bewijs voor het (voorwaardelijk) opzet van verdachte op de dood van, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel hierdoor aan aangeefster. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijspreken.
De subsidiair ten laste gelegde mishandeling van aangeefster op 19 januari 2024 en 20 januari 2024 acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen en de rechtbank zal verdachte daarvoor veroordelen.
Feit 2 (mishandeling van [aangeefster] in de periode 16 oktober 2023 tot en met 18 januari 2024)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangeefster in deze periode heeft mishandeld. Het dossier bevat onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster op dit punt. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Feit 3 (mishandeling kinderen)
Aangeefster verklaart dat verdachte hun kinderen mishandelt sinds zij in Nederland zijn. Verdachte zou hen met een platte hand in hun gezicht, op het hoofd en op hun billen slaan. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
-
De mishandeling van [naam 1]
Aangeefster verklaart over een specifiek moment waarop [naam 1] in de woning in [plaats 1] door verdachte werd geslagen, namelijk nadat [naam 1] tegen de begeleidster van Vluchtelingenwerk had verteld over het slaan door verdachte. Deze verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van [naam 1] zelf. Ook zij verklaart dat zij door haar vader werd geslagen toen zij tegen de begeleidster van Vluchtelingenwerk vertelde over het slaan door haar vader. [naam 1] verklaart dat verdachte haar met de platte hand in haar gezicht sloeg. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de verklaring van [naam 1] te twijfelen en acht deze betrouwbaar en geloofwaardig.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [naam 1] .
-
De mishandeling van [naam 2]
Het proces-verbaal van bevindingen omschrijving beelden van 21 januari 2024 vermeldt dat door [verbalisant 2] wordt gezien dat verdachte met de buitenkant van zijn platte hand in het gezicht van een jongetje slaat. Ter terechtzitting van 19 maart 2025 is het filmpje bekeken. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij, samen met zijn zoontje [naam 2] , op het filmpje te zien is. Het filmpje is volgens verdachte gemaakt in de periode dat het gezin in het AZC in [plaats 2] verbleef. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij [naam 2] met zijn hand in zijn gezicht heeft geraakt. Anders dan verdachte verklaart, heeft de rechtbank geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat verdachte dit deed om de gezondheid van [naam 2] te bevorderen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [naam 2] .
-
De mishandeling van de overige kinderen
De verklaring van aangeefster dat [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] door verdachte zijn mishandeld, vindt onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van het ten laste gelegde feit vrijspreken.
Feit 4 (bedreiging)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte aangeefster heeft bedreigd. Aangeefster is de enige die hierover heeft verklaard. Haar verklaring wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
subsidiair
op tijdstippen op 19 en 20 januari 2024 te [plaats 1] , gemeente Veere zijn echtgenote,
[aangeefster] , heeft mishandeld door die [aangeefster] met twee handen bij de keel vast te pakken en in die keel te knijpen en meermalen tegen het hoofd te slaan.
3
in de periode van 1 juli 2023 tot en met 18 januari 2024 te [plaats 1] , gemeente Veere, en [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder zijn kinderen [naam 1] en [naam 2] , heeft mishandeld door die [naam 1] en [naam 2] meermalen tegen het hoofd te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Ook vordert de officier van justitie als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [aangeefster] op te leggen. Uitzonderingen op dat contactverbod kunnen zijn de door betrokken hulpverleningsinstanties noodzakelijk geachte contacten om te kunnen komen tot veiligheidsafspraken, netwerkberaden, omgang met de kinderen en andere afspraken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn gezinsleden in de eigen woning. Hij heeft zijn toenmalige vrouw bij haar keel vastgepakt en deze dichtgeknepen en haar meerdere keren in het gezicht geslagen. Ook heeft hij twee van zijn kinderen geslagen.
Huiselijk geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. De mishandelingen hebben plaatsgevonden in de woning van de slachtoffers, bij uitstek de plek waar zij zich veilig en geborgen behoren te kunnen voelen. Bovendien zijn de mishandelingen gepleegd door iemand bij wie zij zich veilig zouden moeten voelen en die hen juist zou moeten beschermen tegen onveilige situaties. In plaats daarvan heeft verdachte ervoor gezorgd dat zijn partner en kinderen in angst moesten leven en heeft hij voor een onveilig opgroeiklimaat voor de kinderen gezorgd. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Het is een feit van algemene bekendheid dat het voor een positieve ontwikkeling van kinderen niet goed is als zij moeten opgroeien in een huis waar sprake is van huiselijk geweld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van 3 februari 2025 van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 3 maart 2025. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De reclassering heeft geadviseerd een contactverbod met de aangemerkte slachtoffers op te leggen, met uitzondering van door betrokken hulpverleningsinstanties noodzakelijk geachte contacten om te kunnen komen tot veiligheidsafspraken, netwerkberaden, omgang en andere afspraken. De politie kan toezicht houden op de naleving van dit verbod.
Verdachte houdt zich al ruim een jaar aan de schorsingsvoorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de beslissing over de strafmodaliteit en de hoogte van de straf onder meer aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten en rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd.
De rechtbank acht alles afwegend een taakstraf van 90 uur met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. De rechtbank ziet onvoldoende grond voor een langere proeftijd. De voorwaardelijke gevangenisstraf vormt een stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen en tevens maakt een voorwaardelijk strafdeel het stellen van bijzondere voorwaarden mogelijk. De rechtbank ziet in de aard van de bewezenverklaarde feiten en in het reclasseringsadvies aanleiding om een contactverbod met het slachtoffer [aangeefster] als bijzondere voorwaarde op te leggen. Contact tussen verdachte en [aangeefster] is uitsluitend toegestaan indien betrokken hulpverleningsinstanties contacten noodzakelijk achten om te kunnen komen tot veiligheidsafspraken, netwerkberaden, omgang met de kinderen en andere afspraken. Omdat onderzoek door jeugdzorginstanties nog niet is afgerond zal de rechtbank geen contactverbod met de kinderen opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 primair en het onder feit 2 en feit 4 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:mishandeling terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn echtgenote, meermalen
gepleegd;
feit 3:mishandeling terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn kind, meermalen
gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 90 (negentig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
45 (vijfenveertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, zodat na aftrek van 45 x 2 uur 0 uren taakstraf resteren;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1992 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Een uitzondering op dit verbod geldt indien betrokken hulpverleningsinstanties contacten noodzakelijk achten om te kunnen komen tot veiligheidsafspraken, netwerkberaden, omgang met de kinderen en andere afspraken.
-
van rechtswegegeldt voorts als voorwaarde:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
De politie houdt toezicht op de naleving van het contactverbod.
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Polak, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. J. Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 april 2025.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 19 januari 2024 te [plaats 1] , gemeente Veere
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[aangeefster] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen,
die [aangeefster] met twee handen bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of gedurende
enige tijd (in) die keel/hals heeft (dicht)geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 19 en/of 20 januari 2024 te
[plaats 1] , gemeente Veere (telkens) zijn echtgenote, [aangeefster] ,
heeft mishandeld door die [aangeefster] met twee handen bij de keel/hals vast te
pakken en/of gedurende enige tijd (in) die keel/hals te knijpen , althans hier enige
tijd enige druk op uit te oefenen, en/of meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen
het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te slaan en/of stompen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 oktober 2023 tot
en met 18 januari 2024 te [plaats 1] , gemeente Veere (telkens)
zijn echtgenote, [aangeefster] ,
heeft mishandeld door die [aangeefster] meermalen, althans eenmaal, op en/of
tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te slaan en/of stompen en/of
schoppen en/of trappen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 juli2023 tot
en met 18 januari 2024 te [plaats 1] , gemeente Veere,
en/of [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder, in elk geval Nederland(telkens)
zijn kind(eren), te weten [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5]
en/of [naam 1] en/of [naam 2] ,
heeft mishandeld door die [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 1] en/of [naam 2]
meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e)
lichaam(sdelen) te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )
4
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 19 en/of 20 januari 2024 te
[plaats 1] , gemeente Veere
[aangeefster] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [aangeefster] (telkens) dreigend de woorden toe te voegen "Ik
ga jou vermoorden als jij de politie erbij haalt. Deze keer lukt het mij niet om je te
wurgen maar de volgende keer ga ik je wurgen met een sjaal en ik pak de kinderen
van je af" en/of "Ik ga jou mishandelen zodat jij je hele leven in bed moet blijven
liggen en niks meer kan doen" en/of ""Ik ga je vermoorden als je dit tegen iemand
gaat vertellen. Ik maak je leven kapot", althans (telkens) woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )