ECLI:NL:RBZWB:2025:1960

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
C/02/430624 / FA RK 25-116
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding beslissing op verzoek tot omgang in afwachting van hulpverleningstraject

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2025, gaat het om een verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor hulpverlening en een vakantie met de minderjarige kinderen. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. W. Tiggelaar, verzoekt toestemming om hulpverlening voor haar kinderen te starten en om met hen op vakantie te gaan. De man, vertegenwoordigd door mr. R.H. Kramer, verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om wijziging van de zorgregeling. De rechtbank heeft de verzoeken aanhouden tot 23 september 2025, in afwachting van verdere ontwikkelingen en het herstel van vertrouwen tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om een hulpverleningstraject te volgen om de communicatie en het vertrouwen tussen de ouders te verbeteren, voordat omgang tussen de man en de kinderen kan worden hersteld. De rechtbank benadrukt het belang van een stabiele omgeving voor de kinderen en de noodzaak om te werken aan de onderlinge relatie tussen de ouders.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/430624 / FA RK 25-116
datum uitspraak: 25 maart 2025
beschikking over vervangende toestemming vakantie en medische behandeling
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. W. Tiggelaar in Middelburg,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. R.H. Kramer in Spijkenisse,
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2017, hierna: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2019, hierna: [minderjarige 2] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 6 januari 2025 ontvangen verzoek, met bijlagen;
- het op 17 februari 2025 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- de brief van mr. Tiggelaar van 18 februari 2025, met bijlagen;
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 21 februari 2025. Bij die behandeling zijn gekomen partijen, met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van [datum 1] 2023 is de echtscheiding uitgesproken en deze beschikking is op [datum 2] 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.
2.2
Tijdens het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
2.3
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.4
Partijen hebben samen het gezag over de minderjarigen.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt:
- de vrouw toestemming te verlenen, die de (ontbrekende) toestemming van de man vervangt, om [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2019, aan te melden en/of te (doen) starten c.q. in te zetten en voortzetten van hulpverlening ten behoeve van voornoemde minderjarige bij schoolmaatschappelijk werk en daartoe de benodigde handelingen te verrichten;
- de vrouw toestemming te verlenen, die de (ontbrekende) toestemming van de man vervangt, om de behandeling c.q. ingezette hulpverlening ten behoeve van [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2017, voort te zetten bij [jeugdzorginstelling] en daartoe de benodigde handelingen te verrichten, zoals het aanvragen van een verlenging van de jeugdhulpvoorziening;
- de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming te verlenen om van 4 juli 2025 t/m 28 juli 2025 met de minderjarige kinderen van partijen af te reizen naar [plaats 1] (Spanje) en aldaar ook te verblijven;
- de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de hiervoor genoemde reis en het verblijf, in die zin dat hij op geen enkele wijze het verblijf van de minderjarigen samen met hun moeder in het buitenland zal belemmeren c.q. verhinderen;
- de man te veroordelen in de kosten van deze procedure;
- althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
3.2
De man is het niet eens met de verzoeken van de vrouw en verzoekt deze verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.
De man verzoekt zelfstandig:
- de beschikking d.d. [datum 1] 2023 (zaak-/rekestnummer C/02/390561 / FA RK 21-4740), de beschikking d.d. 13 juli 2023 (zaak- /rekestnummer C/02/390561 / FA RK 21-4740) en het daarvan onderdeel uitmakende en door partijen overeengekomen ouderschapsplan, te wijzigen ter zake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, in die zin dat:
Primair:
o de minderjarige kinderen van partijen en de man over en weer gerechtigd zijn tot omgang met elkaar in de even weken van vrijdag na schooltijd tot zondag 19.00 uur, waarbij de vrouw de kinderen naar de man brengt op de vrijdag en de man de kinderen op de zondag weer terug naar de vrouw brengt;
o de minderjarige kinderen van partijen en de man over en weer gerechtigd zijn tot omgang met elkaar gedurende de helft van de schoolvakantiedagen, de helft van de feestdagen en de helft van de bijzondere dagen, in onderling overleg door partijen te verdelen;
subsidiair:
o de minderjarige kinderen van partijen en de man over en weer gerechtigd zijn tot omgang met elkaar op een wijze zoals de rechtbank dat in goede justitie geraden acht;
- te bepalen dat de vrouw de man maandelijks, uiterlijk op de 25e dag van iedere maand, schriftelijk (per e-mail) dient te informeren over de ontwikkelingen van de minderjarige kinderen van partijen.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

De standpunten
4.1
Door en namens de vrouw wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. De school van [minderjarige 2] maakt zich zorgen om haar. Zij heeft last van de scheiding van haar ouders en de afwezigheid van haar vader. Zij ervaart tegenstrijdige gevoelens van boosheid en verdriet. De vrouw heeft het advies gekregen om voor haar [maatschappelijk werk] in te zetten. De man heeft niet gereageerd op verzoeken van de vrouw om toestemming te geven voor deze hulpverlening voor [minderjarige 2] . Als gevolg hiervan kan [minderjarige 2] niet worden aangemeld. [minderjarige 1] volgt een traject bij [jeugdzorginstelling] . De man heeft op 10 juni 2024 gebeld naar [jeugdzorginstelling] en aangegeven niet meer mee te werken aan het behandeltraject en ook het traject van Parallel Solo Ouderschap dat was ingezet, stop te zetten. [jeugdzorginstelling] heeft aangegeven dat het voor [minderjarige 1] belangrijk is om de behandeling voort te zetten. Op 12 december 2024 heeft de man telefonisch nogmaals aangegeven geen toestemming voor voortzetting van deze behandeling te willen verlenen. Ook de aankomende zomervakantie van de vrouw met de kinderen is in geschil. De man wil de benodigde toestemmingsformulieren hiervoor niet tekenen. De vrouw verzoekt dan ook voor zowel de medische behandelingen als voor de vakantie aan haar vervangende toestemming te verlenen. Ook verzoekt de vrouw de man te veroordelen in de proceskosten nu hij geen gegronde redenen heeft zijn toestemming te weigeren. De vrouw is niet tegen omgang tussen de man en de kinderen maar dan moet het wel zeker zijn dat de man de omgang ook nakomt. In de afgelopen jaren is er al zoveel hulpverlening ingezet om de omgang tussen de man en de kinderen tot stand te brengen en dat is telkens op niets uitgelopen. De kinderen hebben heel veel teleurstellingen moeten verwerken en daardoor zijn ze aangewezen op hulpverlening. Zeker bij [minderjarige 1] speelt de teleurstelling een grote rol. Hij test iedere nieuwe volwassene die in zijn leven betrokken raakt en heeft het moeilijk met veranderingen. Dat is terug te zien in zijn gedrag. Hij kan zijn emoties moeilijk reguleren. De vrouw heeft een stabiele basis voor hem gecreëerd maar ze maakt zich zorgen wat er gebeurt als daar verandering in komt. IPT maakt zich ook zorgen over wat er gebeurt als de man ineens weer in het leven van de kinderen betrokken raakt. Ook kan opnieuw omgang ook gevolgen hebben voor het traject bij [organisatie] . De rek bij de vrouw om weer in gesprek te gaan met de man is er een beetje uit nu er al meerdere keren is geprobeerd een traject aan te gaan en de man steeds opnieuw de stekker eruit heeft getrokken. Vorig jaar heeft de man ervoor gekozen om de kinderen niet meer te zien en dat heeft rust bij de kinderen gebracht. De vrouw is er wel toe bereid om opnieuw met behulp van [hulpverlening] te onderzoeken of Parallel Solo Ouderschap in gang kan worden gezet om te werken aan het onderlinge vertrouwen. Herstel van onderling vertrouwen is nodig voordat er gewerkt kan worden aan omgang tussen de man en de kinderen. De vrouw is ook bereid de man iedere maand op de hoogte te houden omtrent ontwikkelingen rondom de kinderen.
4.2
Door en namens de man wordt in het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. De man is slecht thuis in de digitale wereld en op die manier met hem communiceren heeft dan ook geen zin. Dit weet de vrouw. De communicatie met de man dient via de gewone post te verlopen. Na de echtscheiding is de man een nieuw leven begonnen in [plaats 2] . Hij heeft daar een nieuwe baan en een eigen woning. De man geeft toe dat hij fouten heeft gemaakt in het verleden en dat hij heeft aangegeven geen contact met de kinderen te willen omdat hij eerst zijn eigen leven op de rit moest krijgen. De man is er aan toe om contact met de kinderen te hebben. Hij wil ze heel graag weer zien. Sinds 6 maanden staat de vrouw geen omgang tussen hem en de kinderen toe. Ook wordt de man door de vrouw niet op de hoogte gehouden over de ontwikkelingen van de kinderen. De man heeft geen bezwaar tegen de hulpverlening voor de kinderen. Hij heeft voor de hulpverlening voor [minderjarige 1] inmiddels zijn toestemming verleend, de toestemming voor de hulpverlening voor [minderjarige 2] zal nog worden verleend. Ook heeft de man de toestemmingsformulieren voor de vakantie ingevuld en naar de advocaat van de vrouw geretourneerd. De vrouw heeft dan ook geen belang meer bij haar verzoeken omtrent de vervangende toestemming voor de hulpverlening en de vakantie. Deze verzoeken moeten dan ook worden afgewezen. Ook het verzoek omtrent de proceskostenveroordeling moet worden afgewezen. De man verzoekt wijziging van de huidige zorgregeling. De reisafstand van [plaats 2] naar [woonplaats 1] bedraagt zo’n 1 uur en 20 minuten rijden. De man acht het in het belang van de kinderen dat de contact- en zorgregeling wordt gewijzigd in de zin dat de kinderen bij hem zijn een weekend per 14 dagen van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur (even weken), waarbij de vrouw de kinderen naar hem brengt op vrijdag en hij de kinderen op zondag weer terug naar de vrouw brengt. Ook verzoekt de man te bepalen dat partijen bij helfte in goed onderling overleg de vakantiedagen, feestdagen en bijzondere dagen dienen te verdelen. De man beseft dat er nog veel stappen gezet moeten worden voordat de omgang met de kinderen weer kan worden hervat en dat, als er omgang komt, deze rustig moet worden opgebouwd. De man wil graag op de hoogte gehouden worden omtrent belangrijke ontwikkelingen rondom de kinderen. Daarom verzoekt hij te bepalen dat de vrouw gehouden is de man maandelijks, uiterlijk op de 25e dag van iedere maand, schriftelijk (per e-mail) te informeren over de ontwikkelingen van de kinderen. De man is bereid om een hulpverleningstraject via [jeugdzorginstelling] aan te gaan om te werken aan herstel van het onderlinge vertrouwen. Hij beseft dat het nodig is dat het vertrouwen van de vrouw in hem hersteld moet worden voordat omgang tussen hem de kinderen weer kan worden opgebouwd.
4.3
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het van belang is dat de kinderen niet meer belast worden met een situatie waarin ze niet kunnen rekenen op de andere ouder. Het verlies van contact met een ouder is slecht voor de ontwikkeling van een kind en een onbetrouwbaar contact is schadelijk. Het is van belang dat partijen als ouders eerst gaan werken aan het herstel van hun onderlinge vertrouwen en communicatie voordat er contact tussen de man en de kinderen kan zijn. De Raad adviseert partijen om daarvoor opnieuw een traject bij [jeugdzorginstelling] te volgen. Er moeten afspraken gemaakt worden tussen de ouders en de man moet laten zien dat hij deze nakomt. Zo kan er gewerkt worden aan het wantrouwen dat bij de vrouw bestaat en wordt het risico op teleurstellingen minder.
De inhoudelijke beoordeling
4.4
De rechtbank overweegt als volgt. Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling hebben partijen verklaard dat, voordat er toegewerkt kan worden naar (opbouw van de) omgang tussen de man en de kinderen, het nodig is dat zij eerst werken aan herstel van hun onderlinge vertrouwen. Partijen hebben aangegeven dat zij beiden hiertoe bereid zijn. Partijen zijn overeengekomen dat zij zich zullen wenden tot [hulpverlening] voor het volgen van een hulpverleningstraject om te werken aan herstel van hun onderlinge vertrouwen en om, waar mogelijk, toe te werken naar Parallel Solo Ouderschap.
4.5
De rechtbank zal de beslissing op de verzoeken aanhouden tot
23 september 2025 PRO FORMA.De rechtbank verzoekt partijen zich uiterlijk op voornoemde pro formadatum uit te laten over de stand van zaken en het door hen gewenste verdere procesverloop.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
houdt de beslissing op de verzoeken aan tot
23 september 2025 pro forma, in afwachting van het bericht van partijen omtrent de stand van zaken en het door hen gewenste verdere procesverloop.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025 in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.