In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf, de zorgregeling en de kinderalimentatie voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man, die de minderjarigen sinds februari 2024 bij zich heeft, verzoekt om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te vestigen, een wijziging van de zorgregeling en een verhoging van de kinderalimentatie die de vrouw aan hem moet betalen. De vrouw verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om afwijzing of niet-ontvankelijkheid van de verzoeken van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen momenteel onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling en dat er zorgen zijn over de situatie bij de vrouw. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij bij de man blijven wonen, gezien de stabiliteit die hij biedt en de zorgen die er zijn over de vrouw. De rechtbank wijzigt het hoofdverblijf van de kinderen naar de man en legt een zorgregeling vast waarbij de vrouw begeleid contact heeft met de kinderen. Tevens wordt de kinderalimentatie van de vrouw vastgesteld op nihil, gezien de gewijzigde omstandigheden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ongeacht een eventueel hoger beroep.