Uitspraak
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] .
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
Primair: voor recht te verklaren dat de ouders beiden zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , met opdracht aan de griffie om hier aantekening van te maken in het gezagsregister;
OL v. PQ, C-111/47 PPU, ECLI:EU:C:2017:436 en HvJEU 17 oktober 2018,
UD v. XB, C-393/18 PPU, ECLI:NL:C:2018:835) dient het begrip gewone verblijfplaats aldus te worden uitgelegd dat een kind fysiek aanwezig moet zijn geweest in een lidstaat opdat het kan worden geacht zijn of haar gewone verblijfplaats in die lidstaat te hebben. De aanvankelijke bedoeling van de ouders om met [minderjarige] na zijn geboorte naar Nederland te gaan en daar te gaan wonen kan derhalve geen grondslag vormen voor het oordeel dat [minderjarige] voor zijn komst in Nederland zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. Naar het oordeel van de rechtbank had [minderjarige] op het moment van zijn geboorte, en gedurende eerste paar maanden van zijn leven, zijn gewone verblijfplaats in België .
19 augustus 2025 PRO FORMA. De rechtbank verzoekt het loket uiterlijk op deze pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk, de UHA rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen en wanneer het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de raad. De rechtbank verzoekt partijen uiterlijk op voornoemde pro forma datum de rechtbank te berichten over de stand van zaken en het door hen gewenste verdere procesverloop.
3.De beslissing
voorlopigrecht hebben op contact met elkaar twee keer per week voor de duur van vier uur bij de man thuis, en naar welke zorgregeling binnen 4 weken vanaf de datum van de beschikking toegewerkt dient te worden, in overleg met en onder regie van de casusregie, onder inachtneming van hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 2.15. werd overwogen;
19 AUGUSTUS 2025 PRO FORMA,in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject en het bericht van partijen omtrent de stand van zaken en het door hen gewenste verdere procesverloop, een ander zoals overwogen in r.o. 2.16.