ECLI:NL:RBZWB:2025:1949

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/7084
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep door onbevoegdheid van belanghebbende en bewindvoerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroep ingesteld door een belanghebbende die onder bewind is gesteld. De belanghebbende had op 14 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013. Bij beschikking van 4 oktober 2024 was [bewindvoerder] BV benoemd tot bewindvoerder en curator van de belanghebbende. De rechtbank had [bewindvoerder] BV de gelegenheid gegeven om de beroepsprocedure over te nemen, maar ontving geen reactie van de bewindvoerder.

De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende, die onder bewind staat, niet bevoegd is om zelf beroep in te stellen. Dit is alleen mogelijk als de belanghebbende in staat wordt geacht om haar belangen redelijk te waarderen. Gezien de recente beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het bewind en mentorschap zijn ingesteld, concludeerde de rechtbank dat de belanghebbende niet in staat was om haar belangen te waarderen. Aangezien de bewindvoerder de procedure niet heeft overgenomen en de belanghebbende zelf niet bevoegd was, verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat het beroep niet inhoudelijk behandeld wordt, omdat het niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, met inachtneming van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/7084

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Op 14 oktober 2024 heeft belanghebbende beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2013 door de inspecteur.
1.1.
Bij beschikking van 4 oktober 2024 heeft de rechtbank Limburg [bewindvoerder] BV tot bewindvoerder en curator van belanghebbende benoemd. [bewindvoerder] BV heeft de rechtbank bevestigd dat zij nog steeds bewindvoerder van belanghebbende is.
1.2.
De rechtbank heeft [bewindvoerder] BV in de gelegenheid gesteld aan te geven of zij als bewindvoerder de beroepsprocedure wenst over te nemen. De rechtbank heeft belanghebbende op 18 februari 2025 via het digitale dossier op de hoogte gesteld van de verzending van deze brief. De rechtbank heeft geen reactie van de bewindvoerder ontvangen.
1.3.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Vaststaat dat belanghebbende onder bewind is gesteld. In de wet is bepaald dat tijdens het bewind de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak belanghebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt [1] . Hieruit volgt dat belanghebbende in beginsel niet gerechtigd was om zelf beroep in te stellen. Dit is slechts anders als belanghebbende wordt geacht in staat te zijn om te komen tot een redelijke waardering van haar belangen. [2] Gelet op de recente beschikking instelling bewind en mentorschap van de rechtbank Limburg en de daarin opgenomen motivering, acht de rechtbank belanghebbende daar niet toe in staat.
2.1.
De rechtbank heeft bewindvoerder per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om de procedure over te nemen. De brief aan bewindvoerder is volgens de track-and-tracegegevens van PostNL op 19 februari 2025 om 09:22 uur bezorgd en er is voor ontvangst getekend. De rechtbank heeft geen reactie van bewindvoerder ontvangen.
2.2.
Aangezien belanghebbende zelf niet bevoegd is om beroep in te stellen en de bewindvoerder de procedure niet heeft overgenomen, is het beroep onbevoegdelijk ingesteld. De rechtbank zal om die reden het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Het beroep wordt niet inhoudelijk behandeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 7 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:21, eerste lid van de Awb en artikel 1:441, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 8:21, tweede lid van de Awb.