In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de inschrijving van een minderjarige op een basisschool. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.H.J. van Beek, verzoekt vervangende toestemming om haar kind, geboren in 2021, in te schrijven op basisschool 1 in plaats van basisschool 2, waar de man, vertegenwoordigd door mr. J.L.P. Heuts, voorstander van is. De rechtbank heeft de verzoeken van beide ouders gehoord en de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd, maar zich onthouden van een voorkeur voor een van de scholen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders hun argumenten hebben voor hun keuze, maar dat er geen zwaarwegende bezwaren zijn tegen de schoolkeuze van de ander. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat het in het belang van het kind is om ingeschreven te worden op basisschool 1, gezien de nabijheid van het netwerk van de vrouw en de praktische overwegingen die dit met zich meebrengt. De rechtbank heeft de kosten van het geding gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.