ECLI:NL:RBZWB:2025:1942

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
RK 24-024658 & 24-024659
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv en niet-ontvankelijkheid verzoek ex artikel 533 Sv

Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van het Wetboek van Strafvordering. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.C. Schouten, had op 30 september 2024 een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, met een totaalbedrag van € 130,00 voor schade wegens onterecht ondergane inverzekeringstelling en € 330,00 voor kosten van rechtsbijstand. Tijdens de zitting op 14 maart 2025 is de officier van justitie, mr. R. Jacobs, gehoord. Zowel de verzoekster als haar advocaat zijn niet verschenen, maar de advocaat heeft schriftelijk aangegeven dat de verzoeken voor vergoeding van de inverzekeringstelling en de kosten van rechtsbijstand worden ingetrokken, terwijl de vergoeding voor reiskosten van € 13,55 gehandhaafd blijft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot schadevergoeding ex artikel 533 Sv, omdat zij geen belang meer heeft bij dit verzoek. De rechtbank heeft echter wel de reiskosten van € 13,55 en een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift toegewezen. De totale schadevergoeding bedraagt € 353,55. De beslissing is genomen door mr. L.W. Louwerse, in tegenwoordigheid van griffiers mr. A.S.S. Fanis en I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken op de openbare zitting van 28 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-343038-23
raadkamernummer : 24-024658 & 24-024659
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de verzoekster],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ([land]),
wonende op het [woonadres],
mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda,
hierna te noemen: de verzoekster.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 30 september 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,00, € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het op 30 september 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 330,00, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 13,55, voor vergoeding van reiskosten;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 3 juli 2024 waarbij verzoekster is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de zitting van 18 februari 2025;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 14 maart 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie mr. R. Jacobs gehoord.
Zowel verzoekster als de advocaat zijn behoorlijk opgeroepen maar na correspondentie met de rechtbank niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoekster heeft in een schriftelijke aanvulling aangevoerd dat zowel de verzochte vergoeding voor het onterecht ondergaan van inverzekeringstelling als de kosten rechtsbijstand worden ingetrokken. De verzochte vergoeding met betrekking tot de reiskosten blijft gehandhaafd. Daartoe is schriftelijk aangevoerd dat verzoekster reiskosten heeft gemaakt ten behoeve van de zitting. Verzoekster heeft ervoor gekozen met de auto naar de rechtbank Middelburg te reizen, hetgeen neerkomt op € 13,55 (48,4 kilometer x 0,28 euro per kilometer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemaakte reiskosten kunnen worden toegewezen conform het verzoek.

2.De beoordelingDe zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker in het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat uit de wens tot het intrekken van dit verzoek volgt dat verzoeker geen belang meer heeft bij dit verzoek.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 13,55toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 353,55, bestaande uit:
- € 13,55 aan reiskosten;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 13,55zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 1] ten name van [de verzoekster], onder vermelding van “[de verzoekster] 24-024659”.
bepaalt dat een bedrag van
€ 340,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 2] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Schouten Legal Advocaten, onder vermelding van “[de verzoekster] 24-024659”.
Deze beslissing is op 28 maart 2025 genomen door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en I.L. Bruijnooge, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 28 maart 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.