ECLI:NL:RBZWB:2025:1940

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
RK 25-002284
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering

Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoekster, geboren in 2004, had op 23 januari 2025 een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, naar aanleiding van haar ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verzoekster had in totaal 16 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 3 dagen in een politiecel en 13 dagen in een Huis van Bewaring met beperkingen. De officier van justitie, mr. R. Jacobs, heeft zich tijdens de behandeling op 14 maart 2025 positief uitgelaten over de toekenning van de gevraagde schadevergoeding, met uitzondering van de laatste dag van de voorlopige hechtenis, die op € 100,00 werd gewaardeerd. De rechtbank heeft de verzoekster een schadevergoeding van € 2.080,00 toegekend voor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, en een bedrag van € 340,00 voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De totale schadevergoeding bedraagt dus € 2.420,00. De beslissing is genomen door mr. L.W. Louwerse, in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A.S.S. Fanis en I.B. Bruijnooge, en is uitgesproken op de openbare zitting van 28 maart 2025. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoekster hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-024342-24
raadkamernummer : 25-002284
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de verzoekster] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.C.W.L. Grootjans, Houtkaai 7, 4331 JR Middelburg,
hierna te noemen: de verzoekster.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 23 januari 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 2.080,00, € 2.080,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het op 23 januari 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 10 december 2024 waarbij verzoekster is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Het verzoek is behandeld op 14 maart 2025. Hierbij is de officier van justitie mr. R. Jacobs gehoord.
Zowel verzoekster als haar advocaat zijn behoorlijk opgeroepen maar met toestemming van de rechtbank niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoekster heeft schriftelijk aangevoerd dat verzoekster drie dagen in een politiecel en dertien dagen in de [inrichting] te [plaats] in beperkingen heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag kan worden toegewezen conform het verzoek, met uitzondering van de laatste dag dat verzoekster in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Uit de stukken blijkt dat de beperkingen met ingang van 19 februari 2024 zijn opgeheven, reden waarom de laatste dag dient te worden gewaardeerd op € 100,00. De officier van justitie heeft echter per e-mail kenbaar gemaakt zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de laatste dag voorlopige hechtenis.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Er kan ook een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden. Tot slot kan ook een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling als een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt er naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De rechtbank stelt vast dat verzoekster
16 dagen in verzekering en voorlopige hechtenisheeft doorgebracht, waarvan 3 op het politiebureau en 13 dagen in het Huis van Bewaring met beperkingen. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Een dag die begint op basis van een vergoedingsmaatstaf van € 130,00, maar die overgaat in een dag met een vergoedingsmaatstaf van € 100,00 wordt aangemerkt als één dag tegen een vergoedingsmaatstaf van € 100,00.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 2.080,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.080,00, bestaande uit de schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 340,00, bestaande uit de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.420,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting beheer derdengelden DKW advocaten te Zierikzee, onder vermelding van “ [de verzoekster] 25-002284 en 25-002285”.
Deze beslissing is op 28 maart 2025 genomen door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en I.B. Bruijnooge, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 28 maart 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.