Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, geboren in 1984, had een klaagschrift ingediend met het verzoek om opheffing van het beslag op zijn voertuig, een Volvo V40, dat op 10 december 2024 in beslag was genomen. De klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar zijn vrouw had aangegeven dat zij de auto nodig had voor haar werk en om de kinderen naar school te brengen. De officier van justitie, mr. R. Jacobs, had zich tegen de opheffing van het beslag gekeerd, omdat de klager verdacht werd van het rijden tijdens een rijontzegging en met een ongeldig rijbewijs, en er sprake was van recidive.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vorderde. De rechtbank overwoog dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou beslissen tot verbeurdverklaring van de auto, gezien het gevaarlijke rijgedrag van de klager en zijn eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat het beslag op de auto gehandhaafd blijft. De beslissing is genomen door mr. L.W. Louwerse, in tegenwoordigheid van griffiers mr. A.S.S. Fanis en I.B. Bruijnooge, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.