ECLI:NL:RBZWB:2025:1938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
RK 24-031641
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake inbeslagname van voertuig op grond van artikel 552a Sv

Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, geboren in 1984, had een klaagschrift ingediend met het verzoek om opheffing van het beslag op zijn voertuig, een Volvo V40, dat op 10 december 2024 in beslag was genomen. De klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar zijn vrouw had aangegeven dat zij de auto nodig had voor haar werk en om de kinderen naar school te brengen. De officier van justitie, mr. R. Jacobs, had zich tegen de opheffing van het beslag gekeerd, omdat de klager verdacht werd van het rijden tijdens een rijontzegging en met een ongeldig rijbewijs, en er sprake was van recidive.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vorderde. De rechtbank overwoog dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou beslissen tot verbeurdverklaring van de auto, gezien het gevaarlijke rijgedrag van de klager en zijn eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat het beslag op de auto gehandhaafd blijft. De beslissing is genomen door mr. L.W. Louwerse, in tegenwoordigheid van griffiers mr. A.S.S. Fanis en I.B. Bruijnooge, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummer : 24-031641
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de klager],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [woonadres],
hierna te noemen: de klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 17 december 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 14 maart 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie mr. R. Jacobs gehoord.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat de vrouw van klager de auto nodig heeft om naar haar werk te gaan, om klager naar zijn werk te brengen en tevens om de kinderen naar school te brengen. Financiële middelen voor de aanschaf van een nieuwe auto zijn er niet en reizen met het openbaar vervoer is haast onmogelijk.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager werd verdacht van het rijden tijdens een rijontzegging, het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en gevaarlijk rijgedrag. Uit het strafblad blijkt dat sprake is van recidive voor het rijden zonder geldig rijbewijs. Het is daarom niet hoogst onwaarschijnlijk dat een rechter later oordelend tot verbeurdverklaring van de auto zal beslissen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift. Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank stelt vast dat uit de processen-verbaal volgt dat de auto tijdens een surveillance werd opgemerkt door het gevaarlijke rijgedrag. Uiteindelijk werd het voertuig tot stilstand gebracht en bleek klager de bestuurder te zijn. Tevens bleek dat klager niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en heeft gereden tijdens een rijontzegging. Uit het strafblad van klager maakt de rechtbank op dat sprake is van recidive voor wat betreft het rijden zonder geldig rijbewijs. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat een rechter later oordelend tot verbeurdverklaring van de auto zal beslissen. De rechtbank zal het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 maart 2025 genomen door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en I.B. Bruijnooge, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 28 maart 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).